Overzicht
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. hotels:
  2. hotel:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor hotels (Engels) in het Zweeds

hotels:

hotels [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the hotels (hotel industry; hotel business)
    hotel industri
  2. the hotels (hotel trade; hotel industry; hotel business)
    hotellbransch

Vertaal Matrix voor hotels:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hotel industri hotel business; hotel industry; hotels
hotellbransch hotel business; hotel industry; hotel trade; hotels

Verwante woorden van "hotels":


hotels vorm van hotel:

hotel [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the hotel (hotel business)
    hotell
    • hotell [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. the hotel (inn; guest house; accommodation)
    – a building where travelers can pay for lodging and meals and other services 1
    värdshus

Vertaal Matrix voor hotel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hotell hotel; hotel business
värdshus accommodation; guest house; hotel; inn café; inn; licensed victualler's shop; local pub; pub; public house; tavern

Verwante woorden van "hotel":


Synoniemen voor "hotel":


Verwante definities voor "hotel":

  1. a building where travelers can pay for lodging and meals and other services1

Wiktionary: hotel


Cross Translation:
FromToVia
hotel hotell HotelBeherbergungsbetrieb, der neben Raum zur Unterbringung, Verpflegung und Aufenthalt von Gast auch über eine Rezeption verfügt
hotel hotell hôtel — Établissement d’hébergement

Verwante vertalingen van hotels