Overzicht
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. grandeur:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor grandeur (Engels) in het Zweeds

grandeur:

grandeur [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the grandeur (impressiveness; grandiosity; majesty; haughtiness; pride)
    eftertryck; kraft; verkningsfullhet; effektfullhet; gripande allvar

Vertaal Matrix voor grandeur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
effektfullhet grandeur; grandiosity; haughtiness; impressiveness; majesty; pride
eftertryck grandeur; grandiosity; haughtiness; impressiveness; majesty; pride accent; emphasis; stringency; tightness
gripande allvar grandeur; grandiosity; haughtiness; impressiveness; majesty; pride
kraft grandeur; grandiosity; haughtiness; impressiveness; majesty; pride ability; capacity; courage; drive; fiber; fibre; forcefulness; fortitude; impetus; intensity; momentum; muscularity; power; strength; vigor; vigour
verkningsfullhet grandeur; grandiosity; haughtiness; impressiveness; majesty; pride
- brilliance; grandness; magnanimousness; magnificence; nobility; nobleness; splendor; splendour

Synoniemen voor "grandeur":


Verwante definities voor "grandeur":

  1. the quality of being magnificent or splendid or grand1
    • an imaginative mix of old-fashioned grandeur and colorful art1
  2. the quality of elevation of mind and exaltation of character or ideals or conduct1

Wiktionary: grandeur


Cross Translation:
FromToVia
grandeur pump; parad pompecortège solennel, déploiement de fastes, appareil magnifique, somptueux.

Verwante vertalingen van grandeur