Home ->Woordenboeken ->Engels/Zweeds ->Vertaal fruit

Vertaal fruit van Engels naar Zweeds

Overzicht

Engels naar Zweeds: Meer gegevens...

fruit:
- frukt; konsekvens; resultat; avkastning
Wiktionary:
- fruit → bög, fikus, livsfrukt, frukt, avkomma, resultat, produkt, nytta, behållning, avkastning
- fruit → frukt, livsfrukt, foster, bög

Engels

Uitgebreide vertaling voor fruit (Engels) in het Zweeds

fruit:

fruit [the ~] zelfstandig naamwoord

the fruit

– the ripened reproductive body of a seed plant ¹
frukt
- frukt [-en] zelfstandig naamwoord
the fruit (consequence; result; outcome)

– the consequence of some effort or action ¹
konsekvens; resultat; avkastning
- konsekvens [-en] zelfstandig naamwoord
- resultat [-ett] zelfstandig naamwoord
- avkastning [-en] zelfstandig naamwoord
the fruit
frukt
- frukt [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fruit:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
avkastning	consequence; fruit; outcome; result	advantage; benefit; crop yield; earning capacity; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield
frukt	fruit
konsekvens	consequence; fruit; outcome; result	consequence; consequences; effect; effects; outcomes; results
resultat	consequence; fruit; outcome; result	case; consequence; earnings; effect; issue; outcomes; question; result; resultant; results
-	yield

Verwante woorden van "fruit":

fruits

Synoniemen voor "fruit":

reproductive structure
consequence; aftermath
yield; product; production
bear; turn out

Verwante definities voor "fruit":

an amount of a product¹
the consequence of some effort or action¹
- he lived long enough to see the fruit of his policies¹
the ripened reproductive body of a seed plant¹
bear fruit¹
- the trees fruited early this year¹
cause to bear fruit¹

Wiktionary: fruit

fruit

noun

offensive slang: homosexual or effeminate man
- fruit → bög; fikus
figuratively: child of a marriage
- fruit → livsfrukt; frukt; avkomma
figuratively: positive end result or reward of labour or effort
- fruit → resultat; produkt; nytta; frukt; behållning; avkastning
food
- fruit → frukt
part of plant
- fruit → frukt

Cross Translation:

From	To	Via
• fruit	→ frukt	↔ vrucht — volgroeid vruchtbeginsel
• fruit	→ frukt	↔ fruit — voedsel dat bestaat uit eetbare vruchten
• fruit	→ frukt	↔ Frucht — Ummantelung der oder des Samen einer Pflanze
• fruit	→ frukt	↔ Frucht — speziell eine Frucht^[1] mit essbarem Fruchtfleisch
• fruit	→ livsfrukt; foster	↔ Frucht — Medizin: kurz für „Leibesfrucht“
• fruit	→ frukt	↔ Frucht — übertragen: etwas Hervorgebrachtes
• fruit	→ frukt	↔ fruit — (botanique) partie d’une plante, souvent comestible et colorée, produire après la floraison et contenir une ou plusieurs graines.
• fruit	→ bög	↔ pédé — (vulgaire) injur\|fr homme homosexuel. note Il peut arriver qu’un homosexuel s’attribue lui-même ce nom, à titre revendicatif, lui faisant perdre ainsi son caractère injurieux.

Verwante vertalingen van fruit

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University