Home ->Woordenboeken ->Engels/Zweeds ->Vertaal flaws

Vertaal flaws van Engels naar Zweeds

Overzicht
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. flaws:
  2. flaw:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor flaws (Engels) in het Zweeds

flaws:

flaws [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the flaws (shortcomings; defects)
    fel; defekter; skavanker

Vertaal Matrix voor flaws:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
defekter defects; flaws; shortcomings defects; deficiencies; faults; hitches; problems; troubles
fel defects; flaws; shortcomings absence; blame; blunder; bug; default; defect; error; failing; failure; fault; flaw; imperfection; incorrectness; machine defect; mistake; oversight; reproach; slip; wrong
skavanker defects; flaws; shortcomings
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fel amiss; bad; disordered; false; faulty; higgledy-piggledy; inaccurate; incorrect; jumbled; mistaken; off; off target; wrong; wrongly

Verwante woorden van "flaws":


flaw:

flaw [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the flaw (error; fault; mistake; )
    fel; misstag; synd
    • fel [-ett] zelfstandig naamwoord
    • misstag [-ett] zelfstandig naamwoord
    • synd [-en] zelfstandig naamwoord
  2. the flaw (crack; cracking; crash)
    spricka
    • spricka [-en] zelfstandig naamwoord
  3. the flaw (fault; imperfection; defect)
    defekt; fel
    • defekt [-en] zelfstandig naamwoord
    • fel [-ett] zelfstandig naamwoord
  4. the flaw (gap)
    spricka; bräcka
    • spricka [-en] zelfstandig naamwoord
    • bräcka [-en] zelfstandig naamwoord
  5. the flaw (error; incorrectness; fault; defect)
    fel; trasigt
    • fel [-ett] zelfstandig naamwoord
    • trasigt zelfstandig naamwoord
  6. the flaw (scream; howler; oversight; )
    skrik
    • skrik [-ett] zelfstandig naamwoord
  7. the flaw (ailment; infirmity)
    brist; åkomma; last; krämpa
    • brist [-en] zelfstandig naamwoord
    • åkomma [-en] zelfstandig naamwoord
    • last [-en] zelfstandig naamwoord
    • krämpa [-en] zelfstandig naamwoord

flaw

  1. flaw (fault)
    skavank

Vertaal Matrix voor flaw:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brist ailment; flaw; infirmity absence; deficiency; destitution; failing; famine; imperfection; insolvency; lack; needyness; paucity; scantiness; scarcity; shortage; shortcoming; stockout; tightness; want
bräcka flaw; gap breach
defekt defect; fault; flaw; imperfection machine defect
fel blunder; defect; error; fault; flaw; imperfection; incorrectness; mistake; oversight; slip absence; blame; blunder; bug; default; defects; failing; failure; fault; flaws; machine defect; mistake; reproach; shortcomings; wrong
krämpa ailment; flaw; infirmity affection; ailment; complaint; disease; disorder; trouble
last ailment; flaw; infirmity burden; cargo; cargoes; embarkation; freight; haul; load; loading; loadings; loads; shipment; vice; vise; weight
misstag blunder; error; fault; flaw; incorrectness; mistake; oversight; slip blunder; blunders; error; failure; howlers; lapses; miscalculation; miss; mistake; mistakes; slips
skrik blunder; error; failing; fault; flaw; gas; hoot; howler; mistake; oversight; scream; slip cry; exclamation; scream; screech; shriek; squalls; squeal; whoop; yell
spricka crack; cracking; crash; flaw; gap cleft; crack; cranny; crevice; fissure; opening; recess; rupture; space
synd blunder; error; fault; flaw; incorrectness; mistake; oversight; slip a pity; fault; immorality; sin; vice; vise
trasigt defect; error; fault; flaw; incorrectness
åkomma ailment; flaw; infirmity
- defect; fault
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bräcka wrench
krämpa convulse; twitch
spricka burst; chop; chop into small pieces; chop up; cleave; crack; cut open; shatter; split; split open
- blemish
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
skavank fault; flaw
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
defekt damaged; disfigured; marked
fel amiss; bad; disordered; false; faulty; higgledy-piggledy; inaccurate; incorrect; jumbled; mistaken; off; off target; wrong; wrongly
synd a pity; a shame; too bad
trasigt battered; broken; bust; cracked; crushed; damaged; defective; faulty; gone to pieces; in rags; in shreds; indistinct; moth eaten; obscure; on the blink; out of order; ruined; ruptured; snapped; tattered; to pieces; torn; unclear

Verwante woorden van "flaw":


Synoniemen voor "flaw":


Verwante definities voor "flaw":

  1. an imperfection in a plan or theory or legal document that causes it to fail or that reduces its effectiveness1
  2. defect or weakness in a person's character1
    • he had his flaws, but he was great nonetheless1
  3. an imperfection in an object or machine1
    • a flaw caused the crystal to shatter1
  4. add a flaw or blemish to; make imperfect or defective1

Wiktionary: flaw

Cross Translation:
FromToVia
• flaw → fel; defekt ↔ Fehler — eine schadhafte Stelle, eine Stelle mit einem Mangel
• flaw → skada; åverkan ↔ dégât — dommage, détérioration amener par un accident ou une cause violente.
• flaw → brist; lyte; saknad ↔ insuffisance — état de ce qui est insuffisant.
• flaw → brist; lyte; saknad ↔ manque — absence, défaut, fait de manquer.
• flaw → fråntagande; brist; lyte; saknad ↔ privation — perte, absence, manque d’un bien, d’un avantage qu’on avait, ou qu’on devait, qu’on pouvait avoir.
• flaw → förlust ↔ préjudice — tort ; dommage.

Verwante vertalingen van flaws







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0560 seconde
Page rendered in 1.0 seconds