Engels
Uitgebreide vertaling voor fawning (Engels) in het Zweeds
fawning:
-
fawning (coaxing; wheedling)
lirkande; övertalandet; trugandet; lirkandet; övertalande-
lirkande bijvoeglijk naamwoord
-
övertalandet bijvoeglijk naamwoord
-
trugandet bijvoeglijk naamwoord
-
lirkandet bijvoeglijk naamwoord
-
övertalande bijvoeglijk naamwoord
-
-
fawning (slavishly; submissive; obsequious; servile; humble)
slaviskt; servil; slavisk; trälaktigt-
slaviskt bijvoeglijk naamwoord
-
servil bijvoeglijk naamwoord
-
slavisk bijvoeglijk naamwoord
-
trälaktigt bijvoeglijk naamwoord
-
-
fawning (obsequious; servile; cringing)
inställsam; krypande; inställsamt; fjäskandet; krypandet-
inställsam bijvoeglijk naamwoord
-
krypande bijvoeglijk naamwoord
-
inställsamt bijvoeglijk naamwoord
-
fjäskandet bijvoeglijk naamwoord
-
krypandet bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor fawning:
Verwante woorden van "fawning":
Synoniemen voor "fawning":
Verwante definities voor "fawning":
fawning vorm van fawn:
Conjugations for fawn:
present
- fawn
- fawn
- fawns
- fawn
- fawn
- fawn
simple past
- fawned
- fawned
- fawned
- fawned
- fawned
- fawned
present perfect
- have fawned
- have fawned
- has fawned
- have fawned
- have fawned
- have fawned
past continuous
- was fawning
- were fawning
- was fawning
- were fawning
- were fawning
- were fawning
future
- shall fawn
- will fawn
- will fawn
- shall fawn
- will fawn
- will fawn
continuous present
- am fawning
- are fawning
- is fawning
- are fawning
- are fawning
- are fawning
subjunctive
- be fawned
- be fawned
- be fawned
- be fawned
- be fawned
- be fawned
diverse
- fawn!
- let's fawn!
- fawned
- fawning
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
the fawn
Vertaal Matrix voor fawn:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hjortkalv | fawn | |
rådjurskid | fawn | |
- | dun; grayish brown; greyish brown | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
klå upp | fawn; lick; lick off | beat up; castigate; cudgel; drub; flog; knock about; lash; rack; thwack; trounce; wallop; whack; whip |
slicka | fawn; lick; lick off | |
slicka av | fawn; lick; lick off | |
- | bootlick; cower; crawl; creep; cringe; grovel; kotow; kowtow; suck up; toady; truckle | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
slicka | lick |