Overzicht
Engels naar Zweeds: Meer gegevens...
- dwindling:
- dwindle:
-
Wiktionary:
- dwindle → avta, vara i nedan, minska, banta, bli magrare, gå ned i vikt, ta ihop
Engels
Uitgebreide vertaling voor dwindling (Engels) in het Zweeds
dwindling:
-
the dwindling (cut down expenses; reduction; saving; retrenchment; diminution; finance management; decrease; curtailment; economy; shortening; slackening; foreshortening; recess; salary cut; market; cut)
utgiftsminskning; kostnadsreduktion-
utgiftsminskning zelfstandig naamwoord
-
kostnadsreduktion zelfstandig naamwoord
-
-
dwindling (shrinking; writhing; shrinking back)
Vertaal Matrix voor dwindling:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kostnadsreduktion | curtailment; cut; cut down expenses; decrease; diminution; dwindling; economy; finance management; foreshortening; market; recess; reduction; retrenchment; salary cut; saving; shortening; slackening | |
krympande | crimp; shrinkage | |
utgiftsminskning | curtailment; cut; cut down expenses; decrease; diminution; dwindling; economy; finance management; foreshortening; market; recess; reduction; retrenchment; salary cut; saving; shortening; slackening | |
- | dwindling away | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | tapering; tapering off | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
krympande | dwindling; shrinking; shrinking back; writhing |
Verwante woorden van "dwindling":
Synoniemen voor "dwindling":
Verwante definities voor "dwindling":
dwindle:
-
to dwindle (decline; decrease; shrink; remove; wain; take away; go thieving; be shortcoming)
-
to dwindle (decrease; diminish; reduce; curtail; lessen; scale down; shrink away; mark down)
-
to dwindle (shrink; diminish; decrease; reduce; shrivel up; shrink back; lessen; shrivel; go down; shrink away; drop)
-
to dwindle (shrink; diminish)
-
to dwindle
-
to dwindle (shrink; diminish; shrivel; shrink back; subside; wizen; shrivel up)
Conjugations for dwindle:
present
- dwindle
- dwindle
- dwindles
- dwindle
- dwindle
- dwindle
simple past
- dwindled
- dwindled
- dwindled
- dwindled
- dwindled
- dwindled
present perfect
- have dwindled
- have dwindled
- has dwindled
- have dwindled
- have dwindled
- have dwindled
past continuous
- was dwindling
- were dwindling
- was dwindling
- were dwindling
- were dwindling
- were dwindling
future
- shall dwindle
- will dwindle
- will dwindle
- shall dwindle
- will dwindle
- will dwindle
continuous present
- am dwindling
- are dwindling
- is dwindling
- are dwindling
- are dwindling
- are dwindling
subjunctive
- be dwindled
- be dwindled
- be dwindled
- be dwindled
- be dwindled
- be dwindled
diverse
- dwindle!
- let's dwindle!
- dwindled
- dwindling
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor dwindle:
Verwante woorden van "dwindle":
Synoniemen voor "dwindle":
Verwante definities voor "dwindle":
Wiktionary: dwindle
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• dwindle | → avta; vara i nedan; minska; banta; bli magrare; gå ned i vikt; ta ihop | ↔ abnehmen — kleiner oder weniger werden |