Home ->Woordenboeken ->Engels/Zweeds ->Vertaal briefing

Vertaal briefing van Engels naar Zweeds

Overzicht
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. briefing:
  2. brief:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor briefing (Engels) in het Zweeds

briefing:

briefing [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the briefing (instruction)
    förklaring; briefing; instruktion

Vertaal Matrix voor briefing:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
briefing briefing; instruction
förklaring briefing; instruction commentary; declaration; decree; elucidation; explanation; glorification; idolizing; information; interpretation; legend; paraphrase; particulars; reading; version
instruktion briefing; instruction action; assignment; command; cue; direction; instruction; motto; order; orders; parole; shibboleth

Verwante woorden van "briefing":

  • debriefing, briefings, brief

Synoniemen voor "briefing":


Verwante definities voor "briefing":

  1. detailed instructions, as for a military operation1

brief:

brief bijvoeglijk naamwoord

  1. brief (concise; briefly worded; summarized; )
    koncist; kortfattad; kortfattat
  2. brief (cursory; fast)
    snabb; flyktigt; snabbt
  3. brief (briefly worded; summarized)
    kortfattat; kort sammanfattat; kort sammanfattad
  4. brief (perishing; evanescent; transient; )
    ömtåligt; förgänglig; förgängligt; lättförstörbar; lättförstörbart

to brief werkwoord (briefs, briefed, briefing)

  1. to brief (instruct; inform; explain; )
    instruera
    • instruera werkwoord (instruerar, instruerade, instruerat)
  2. to brief (tip off)
    instruera; ge anvisningar
    • instruera werkwoord (instruerar, instruerade, instruerat)
    • ge anvisningar werkwoord (ger anvisningar, gav anvisningar, givit anvisningar)

Conjugations for brief:

present
  1. brief
  2. brief
  3. briefs
  4. brief
  5. brief
  6. brief
simple past
  1. briefed
  2. briefed
  3. briefed
  4. briefed
  5. briefed
  6. briefed
present perfect
  1. have briefed
  2. have briefed
  3. has briefed
  4. have briefed
  5. have briefed
  6. have briefed
past continuous
  1. was briefing
  2. were briefing
  3. was briefing
  4. were briefing
  5. were briefing
  6. were briefing
future
  1. shall brief
  2. will brief
  3. will brief
  4. shall brief
  5. will brief
  6. will brief
continuous present
  1. am briefing
  2. are briefing
  3. is briefing
  4. are briefing
  5. are briefing
  6. are briefing
subjunctive
  1. be briefed
  2. be briefed
  3. be briefed
  4. be briefed
  5. be briefed
  6. be briefed
diverse
  1. brief!
  2. let's brief!
  5. briefed
  6. briefing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

brief

  1. brief
    briefa

Vertaal Matrix voor brief:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- legal brief
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ge anvisningar brief; tip off
instruera brief; explain; inform; instruct; learn; prepare; teach; tip off; train educate; lead up; school; train; tutor
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- abbreviated
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
briefa brief
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flyktigt brief; cursory; fast baroque; capricious; casual; casually; changeable; current; fickle; freak; freakish; in passing; incalculable; informal; loosely; momentary; passing; unpredictable; unstable; unsteady; wayward; whimsical
förgänglig brief; casual; close; current; cursory; empty; evanescent; fleeting; informal; momentary; null; of short duration; passing; perfunctory; perishing; short; superficial; temporary; transient; transitory; volatile
förgängligt brief; casual; close; current; cursory; empty; evanescent; fleeting; informal; momentary; null; of short duration; passing; perfunctory; perishing; short; superficial; temporary; transient; transitory; volatile
koncist brief; briefly worded; concise; condensed; succinct; summarized; terse concise; succinct; terse
kort sammanfattad brief; briefly worded; summarized
kort sammanfattat brief; briefly worded; summarized
kortfattad brief; briefly worded; concise; condensed; succinct; summarized; terse concise; for the sake of brevity; in short; pithy; succinct; terse
kortfattat brief; briefly worded; concise; condensed; succinct; summarized; terse briefly; concise; for the sake of brevity; in short; pithy; succinct; summarily; terse
lättförstörbar brief; casual; close; current; cursory; empty; evanescent; fleeting; informal; momentary; null; of short duration; passing; perfunctory; perishing; short; superficial; temporary; transient; transitory; volatile
lättförstörbart brief; casual; close; current; cursory; empty; evanescent; fleeting; informal; momentary; null; of short duration; passing; perfunctory; perishing; short; superficial; temporary; transient; transitory; volatile
snabb brief; cursory; fast agile; alert; brisk; hasty; hurriedly; in a hurry; in haste; quick; quickly; rapid; smart; soon; speedily
snabbt brief; cursory; fast abruptly; agile; alert; all of a sudden; brisk; hasty; prompt; quick; quickly; rapid; smart; soon; speedily; speedy; sudden; suddenly; swift; swiftly; unexpectedly; without delay
ömtåligt brief; casual; close; current; cursory; empty; evanescent; fleeting; informal; momentary; null; of short duration; passing; perfunctory; perishing; short; superficial; temporary; transient; transitory; volatile delicate; easily hurt; faint; feeble; fragile; frail; frightened of pain; oversensitive; pale; precarious; sensitive; sick; squeamish about pain; subtle; susceptible; tender; wan; weak

Verwante woorden van "brief":


Synoniemen voor "brief":


Verwante definities voor "brief":

  1. concise and succinct1
    • covered the matter in a brief statement1
  2. (of clothing) very short1
    • a brief bikini1
  3. of short duration or distance1
    • a brief stay in the country1
  4. a condensed written summary or abstract1
  5. a document stating the facts and points of law of a client's case1
  6. give essential information to someone1
    • The reporters were briefed about the President's plan to invade1

Wiktionary: brief

Cross Translation:
FromToVia
• brief → hastig; kort ↔ kurz — wenig Zeit benötigend
• brief → kort ↔ kurz — wenig Worte benötigend
• brief → affär; sak; orsak ↔ cause — Ce qui fait qu’une chose est ou s’opère.
• brief → gen ↔ court — De petite longueur ou qui n’a pas la longueur moyenne des objets du même genre.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0382 seconde
Page rendered in 1.0 seconds