Home ->Woordenboeken ->Engels/Zweeds ->Vertaal assertive

Vertaal assertive van Engels naar Zweeds

Overzicht

Engels naar Zweeds: Meer gegevens...

assertive:
- självsäker; självsäkert
assert:
- hävding; påståelse
- demonstera; visa; förklara
Wiktionary:
- assert → bejaka, jaka, hävda, påstå, tränga sig in, framtvingas

Engels

Uitgebreide vertaling voor assertive (Engels) in het Zweeds

assertive:

assertive bijvoeglijk naamwoord

assertive
självsäker; självsäkert
- självsäker bijvoeglijk naamwoord
- självsäkert bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor assertive:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	self-asserting; self-assertive
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
självsäker	assertive	self-confident
självsäkert	assertive	self-confident

Verwante woorden van "assertive":

assertiveness, assertively, assert

Synoniemen voor "assertive":

cocky; emphatic; forceful; aggressive; imperative
self-asserting; self-assertive; aggressive

Antoniemen van "assertive":

unassertive

Verwante definities voor "assertive":

aggressively self-assured¹
- an energetic assertive boy who was always ready to argue¹
- pointing directly at a listener is an assertive act¹

assert:

assert [the ~] zelfstandig naamwoord

the assert (assertion; claim; statement)
hävding; påståelse
- hävding zelfstandig naamwoord
- påståelse zelfstandig naamwoord

to assert werkwoord (asserts, asserted, asserting)

to assert (contend; demonstrate)
demonstera; visa; förklara
- demonstera werkwoord (demonsterar, demonsterade, demonsterat)
- visa werkwoord (visar, visade, visat)
- förklara werkwoord (förklarar, förklarade, förklarat)

Conjugations for assert:

present

assert
assert
asserts
assert
assert
assert

simple past

asserted
asserted
asserted
asserted
asserted
asserted

present perfect

have asserted
have asserted
has asserted
have asserted
have asserted
have asserted

past continuous

was asserting
were asserting
was asserting
were asserting
were asserting
were asserting

future

shall assert
will assert
will assert
shall assert
will assert
will assert

continuous present

am asserting
are asserting
is asserting
are asserting
are asserting
are asserting

subjunctive

be asserted
be asserted
be asserted
be asserted
be asserted
be asserted

diverse

assert!
let's assert!
asserted
asserting

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor assert:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
hävding	assert; assertion; claim; statement
påståelse	assert; assertion; claim; statement	assuming
visa		ballad; melody; show; song; tune
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
demonstera	assert; contend; demonstrate
förklara	assert; contend; demonstrate	announce; brighten; clarify; clear up; communicate; compute; cover; declare; define; depict; describe; draw up; elaborate; enlighten; explain; expound; express; impart; inform; intimate; make clear; make explicit; make one's opinion known; paraphrase; recount; report; say; state; tell; work out
visa	assert; contend; demonstrate	bring out; display; exhibit; expand; indicate; offer; point; present; produce; show; take out; view
-	affirm; asseverate; aver; avow; insist; maintain; put forward; swan; swear; verify

Verwante woorden van "assert":

reassert, asserting, assertive, asserts

Synoniemen voor "assert":

asseverate; maintain; insist; take a firm stand
affirm; verify; avow; aver; swan; swear; declare
put forward; behave; acquit; bear; deport; conduct; comport; carry
insist; postulate; posit

Verwante definities voor "assert":

assert to be true¹
- The letter asserts a free society¹
to declare or affirm solemnly and formally as true¹
state categorically¹
insist on having one's opinions and rights recognized¹
- Women should assert themselves more!¹

Wiktionary: assert

Cross Translation:

From	To	Via
• assert	→ bejaka; jaka; hävda; påstå	↔ affirmer — assurer, soutenir qu’une chose est vraie.
• assert	→ tränga sig in; framtvingas	↔ imposer — Traductions à trier suivant le sens

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University