Overzicht
Engels naar Zweeds: Meer gegevens...
-
offensive:
- aggressiv; offensivt; aggressivt; oanständig; oförskämt; oartigt; med dåligt uppförandet; ouppfostrad; oanständigt; med dåligt uppförande; ouppfostrat; våldsamt; stötande; kränkande; förorättande; dålig; dåligt; falsk; falskt; skamligt; skamlig; anstötligt; frånstötande
- angreppslysten; förargelseväckande
- Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor offensive (Engels) in het Zweeds
offensive:
-
offensive (aggressive)
aggressiv; offensivt; aggressivt-
aggressiv bijvoeglijk naamwoord
-
offensivt bijvoeglijk naamwoord
-
aggressivt bijvoeglijk naamwoord
-
-
offensive (ill-mannered; impolite; rude; oafish; loutish; discourteous; indecent; insolent; impertinent)
oanständig; oförskämt; oartigt; med dåligt uppförandet; ouppfostrad; oanständigt; med dåligt uppförande; ouppfostrat-
oanständig bijvoeglijk naamwoord
-
oförskämt bijvoeglijk naamwoord
-
oartigt bijvoeglijk naamwoord
-
med dåligt uppförandet bijvoeglijk naamwoord
-
ouppfostrad bijvoeglijk naamwoord
-
oanständigt bijvoeglijk naamwoord
-
med dåligt uppförande bijvoeglijk naamwoord
-
ouppfostrat bijvoeglijk naamwoord
-
-
offensive (violent; agressive)
aggressiv; våldsamt; aggressivt-
aggressiv bijvoeglijk naamwoord
-
våldsamt bijvoeglijk naamwoord
-
aggressivt bijvoeglijk naamwoord
-
-
offensive (offending; objectionable; indecent)
-
offensive (offending; insulting; injurious)
-
offensive (behind one's back; vicious; vile; scurvy; nasty; low; jarring; foul; ribald; bad; indecent; falsely; mean; secretly)
-
offensive (obnoxious)
-
offensive
-
offensive (intolerable)
Vertaal Matrix voor offensive:
Verwante woorden van "offensive":
Synoniemen voor "offensive":
Antoniemen van "offensive":
Verwante definities voor "offensive":
Wiktionary: offensive
offensive
Cross Translation:
adjective
-
causing offense
- offensive → stötande
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• offensive | → offensiv | ↔ Offensive — durch Angriff gekennzeichnetes Vorgehen |
• offensive | → offensiv | ↔ offensiv — fremdsprachlich: angriffslustig, den Angriff vorziehend/liebend |
• offensive | → anfall; angrepp; attack | ↔ assaut — attaque pour emporter de vif force une ville, une place de guerre, une position, etc. |
• offensive | → angrepp; anfall | ↔ attaque — propre|nocat=1 Action d'attaquer |