Personal: vertaling Engels

Overzicht

Engels naar Zweeds: Meer gegevens...

personal:
- personligt; privat; personlig; individuell; individuellt
Personal:
- Personlig; Vänner och familj
Wiktionary:
- personal → personlig
- personal → personlig, intim, såt

Zweeds naar Engels: Meer gegevens...

personal:
- personnel; employees; work force; crew; staff; servants; manpower; workforce
Wiktionary:
- personal → server, staff
- personal → personnel, staff, recruiter, headhunter

Engels

Uitgebreide vertaling voor personal (Engels) in het Zweeds

personal:

personal bijvoeglijk naamwoord

personal (subjective; paradigmatic)
personligt; privat
- personligt bijvoeglijk naamwoord
- privat bijvoeglijk naamwoord
personal (private; separate)
personlig; personligt
- personlig bijvoeglijk naamwoord
- personligt bijvoeglijk naamwoord
personal (individual)
individuell; personligt; individuellt
- individuell bijvoeglijk naamwoord
- personligt bijvoeglijk naamwoord
- individuellt bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor personal:

Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
individuell	individual; personal	individual
individuellt	individual; personal	individual
personlig	personal; private; separate
personligt	individual; paradigmatic; personal; private; separate; subjective
privat	paradigmatic; personal; subjective	confidential; intimate; private; privately-owned

Verwante woorden van "personal":

personally

Synoniemen voor "personal":

ad hominem; face-to-face; individual; private; individualized; individualised; personalized; personalised; in-person; in the flesh; own; ain; person-to-person
subjective
attribute
physical
grammatical category; syntactic category
news article; news story; newspaper article

Antoniemen van "personal":

impersonal

Verwante definities voor "personal":

particular to a given individual¹
concerning or affecting a particular person or his or her private life and personality¹
- a personal favor¹
- for your personal use¹
- personal papers¹
- I have something personal to tell you¹
- a personal God¹
- he has his personal bank account and she has hers¹
intimately concerning a person's body or physical being¹
- personal hygiene¹
indicating grammatical person¹
- personal verb endings¹
of or arising from personality¹
- personal magnetism¹
a short newspaper article about a particular person or group¹

Wiktionary: personal

personal

adjective

of or pertaining to a particular person
- personal → personlig

Cross Translation:

From	To	Via
• personal	→ personlig	↔ persönlich — meist attributiv: von einer Person (direkt) stammend
• personal	→ intim; såt	↔ intime — profondément intérieur, en parlant surtout de ce qui fait l’essence réelle d’une chose.
• personal	→ personlig	↔ personnel — Qui est propre et particulier à chaque personne.

Personal:

Personal bijvoeglijk naamwoord

Personal (Friends and Family)

– A privacy relationship setting that allows the most amount of information to be viewed. ²
Personlig; Vänner och familj
- Personlig bijvoeglijk naamwoord
- Vänner och familj

Vertaal Matrix voor Personal:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Personlig	Friends and Family; Personal
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Vänner och familj	Friends and Family; Personal

Verwante definities voor "Personal":

A privacy relationship setting that allows the most amount of information to be viewed.²

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van personal

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor personal (Zweeds) in het Engels

personal:

personal [-en] zelfstandig naamwoord

personal (besättning)
the personnel; the employees; the work force; the crew
- personnel [the ~] zelfstandig naamwoord
- employees [the ~] zelfstandig naamwoord
- work force [the ~] zelfstandig naamwoord
- crew [the ~] zelfstandig naamwoord
personal (anställda; arbetare)
the employees; the personnel; the staff; the servants; the manpower
- employees [the ~] zelfstandig naamwoord
- personnel [the ~] zelfstandig naamwoord
- staff [the ~] zelfstandig naamwoord
- servants [the ~] zelfstandig naamwoord
- manpower [the ~] zelfstandig naamwoord
personal
the staff
- staff [the ~] zelfstandig naamwoord
personal
the workforce
– Users, facilities, and equipment that have configured a workschedule and are available for service activities. ²
- workforce [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor personal:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
crew	besättning; personal	arbetslag; besättning; fartygs- och flygbesättning; manskap; sjöfarare; sjömän
employees	anställda; arbetare; besättning; personal	styrning
manpower	anställda; arbetare; personal	arbetsanhörig; arbetskraft; mannakraft; medarbetare; människokraft; styrning
personnel	anställda; arbetare; besättning; personal	styrning
servants	anställda; arbetare; personal	hembiträde; hembiträden; hushållshjälp; hushållspersonal; hushållsstab; jungfru; piga; styrning; tjäanstefolk; tjänare; tjänsteflicka; tjänsteflickor
staff	anställda; arbetare; personal	styrning; verkställande direktör
work force	besättning; personal	arbetskapacitet; arbetskraft; produktivitet
workforce	personal	arbetsstyrka
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
crew		bemanna
staff		bemanna
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
crew		bemanning
servants		tjänstepersonal
staff		medarbetarstab; stab

Synoniemen voor "personal":

anställd; arbetskraft; stab

Wiktionary: personal

personal

noun

preferred unisex term for a waitress or waiter
- server → personal; serveringspersonal
employees of a business
- staff → personal

Cross Translation:

From	To	Via
• personal	→ personnel; staff	↔ Personal — Belegschaft eines Geschäfts/einer Firma
• personal	→ staff	↔ Personal — Dienstleister in einem Haushalt oder im Gaststättengewerbe
• personal	→ recruiter; headhunter	↔ Personaler — Jargon: jemand, der für das einstellen von neuem Personal zuständig ist; Mitarbeiter der Personalabteilung

Computer vertaling door derden:

Engelse en Zweedse zoekresultaten voor: personal

Uitgebreide vertaling voor personal (Engels) in het Zweeds

personal:

personal bijvoeglijk naamwoord

personal (subjective; paradigmatic)

personal (private; separate)

personal (individual)

Vertaal Matrix voor personal:

Verwante woorden van "personal":

Synoniemen voor "personal":

Antoniemen van "personal":

Verwante definities voor "personal":

Wiktionary: personal

Personal:

Personal bijvoeglijk naamwoord

Personal (Friends and Family)

Vertaal Matrix voor Personal:

Verwante definities voor "Personal":

Verwante vertalingen van personal

Uitgebreide vertaling voor personal (Zweeds) in het Engels

personal:

personal [-en] zelfstandig naamwoord

personal (besättning)

personal (anställda; arbetare)

personal

personal

Vertaal Matrix voor personal:

Synoniemen voor "personal":

Wiktionary: personal

Verwante vertalingen van personal