Engels

Uitgebreide vertaling voor rigging (Engels) in het Nederlands

rigging:

rigging [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the rigging
    de tuigage; de want; al het touwwerk aan boord; het tuig
  2. the rigging
    scheepswant
  3. the rigging (rig)
    de tuigage; zeilwerk
    • tuigage [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • zeilwerk [znw.] zelfstandig naamwoord
  4. the rigging (tackling; cordage)
    het takelwerk

Vertaal Matrix voor rigging:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
al het touwwerk aan boord rigging
scheepswant rigging
takelwerk cordage; rigging; tackling
tuig rigging collar; gear; harness; rabble; ragtag; riff-raff; scum; tackling; vermin
tuigage rig; rigging
want rigging glove; mitten
zeilwerk rig; rigging
- rig; tackle
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- rig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
want for

Synoniemen voor "rigging":


Verwante definities voor "rigging":

  1. formation of masts, spars, sails, etc., on a vessel1
  2. gear consisting of ropes etc. supporting a ship's masts and sails1

Wiktionary: rigging

rigging
noun
  1. system of ropes, chains, and tackle

Cross Translation:
FromToVia
rigging tuigage gréement — Ensemble des choses qui servent à gréer

rigging vorm van rig:

to rig werkwoord (rigs, rigged, rigging)

  1. to rig (tighten; take legal proceedings; hitch to)
    aanspannen; inspannen
    • aanspannen werkwoord (span aan, spant aan, spande aan, spanden aan, aangespannen)
    • inspannen werkwoord (span in, spant in, spande in, spanden in, ingespannen)
  2. to rig
    v. takelwerk voorzien
    • v. takelwerk voorzien werkwoord (voorzie van takelwerk, voorziet van takelwerk, voorzag van takelwerk, voorzagen van takelwerk, van takelwerk voorzien)

Conjugations for rig:

present
  1. rig
  2. rig
  3. rigs
  4. rig
  5. rig
  6. rig
simple past
  1. rigged
  2. rigged
  3. rigged
  4. rigged
  5. rigged
  6. rigged
present perfect
  1. have rigged
  2. have rigged
  3. has rigged
  4. have rigged
  5. have rigged
  6. have rigged
past continuous
  1. was rigging
  2. were rigging
  3. was rigging
  4. were rigging
  5. were rigging
  6. were rigging
future
  1. shall rig
  2. will rig
  3. will rig
  4. shall rig
  5. will rig
  6. will rig
continuous present
  1. am rigging
  2. are rigging
  3. is rigging
  4. are rigging
  5. are rigging
  6. are rigging
subjunctive
  1. be rigged
  2. be rigged
  3. be rigged
  4. be rigged
  5. be rigged
  6. be rigged
diverse
  1. rig!
  2. let's rig!
  3. rigged
  4. rigging
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

rig [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the rig (rigging)
    de tuigage; zeilwerk
    • tuigage [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • zeilwerk [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tuigage rig; rigging rigging
zeilwerk rig; rigging
- articulated lorry; carriage; cheat; equipage; fishing gear; fishing rig; fishing tackle; getup; outfit; rigging; semi; swindle; tackle; tractor trailer; trailer truck; trucking rig; turnout
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanspannen hitch to; rig; take legal proceedings; tighten
inspannen hitch to; rig; take legal proceedings; tighten exert
v. takelwerk voorzien rig
- manipulate; set; set up
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- rigging

Verwante woorden van "rig":

  • rigs

Synoniemen voor "rig":


Verwante definities voor "rig":

  1. the act of swindling by some fraudulent scheme1
  2. a vehicle with wheels drawn by one or more horses1
  3. gear used in fishing1
  4. a set of clothing (with accessories)1
  5. gear (including necessary machinery) for a particular enterprise1
  6. formation of masts, spars, sails, etc., on a vessel1
  7. a truck consisting of a tractor and trailer together1
  8. equip with sails or masts1
    • rig a ship1
  9. connect or secure to1
    • They rigged the bomb to the ignition1
  10. manipulate in a fraudulent manner1
    • rig prices1
  11. arrange the outcome of by means of deceit1
    • rig an election1

Wiktionary: rig

rig
verb
  1. to fit out with a harness
  2. to equip and fit a ship
  3. to dress or clothe in some costume
  4. to make or construct something in haste
  5. to manipulate something dishonestly
rig
verb
  1. het op een (zeil-)schip aanbrengen van tuig en uitrusting
  2. een schip van tuigage voorzien

Cross Translation:
FromToVia
rig takelen takelnSeemannssprache: (ein Schiff) mit Takelage ausstatten
rig bed; bloemperk; perk; tuinbed plate-forme — Surface de forme plate, parfois mobile.

Verwante vertalingen van rigging