Engels

Uitgebreide vertaling voor lecturer (Engels) in het Nederlands

lecture:

lecture [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the lecture (paper; project)
    het werkstuk; de verhandeling
  2. the lecture (class)
    het college; het collegium
  3. the lecture
    de preek
    • preek [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. the lecture
    het college; universitaire les
  5. the lecture
    het hoorcollege
  6. the lecture
    hooglezing
  7. the lecture (essay; paper)
    het essay; de verhandeling
  8. the lecture (speaking engagements)
    de spreekbeurten
  9. the lecture (sermon)
    de epistel; strafpredikatie

lecture werkwoord

  1. lecture (give a lecture)
    een voordracht houden; een lezing houden
    • een voordracht houden werkwoord (houd een voordracht, houdt een voordracht, hield een voordracht, hielden een voordracht, een voordracht gehouden)
    • een lezing houden werkwoord (houd een lezing, houdt een lezing, hield een lezing, hielden een lezing, een lezing gehouden)

Vertaal Matrix voor lecture:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
college class; lecture board of directors; college; directorate; supervisory board
collegium class; lecture
epistel lecture; sermon Epistle; epistle; missive
essay essay; lecture; paper
hooglezing lecture
hoorcollege lecture
preek lecture
spreekbeurten lecture; speaking engagements
strafpredikatie lecture; sermon
universitaire les lecture
verhandeling essay; lecture; paper; project
werkstuk lecture; paper; project
- lecturing; public lecture; speech; talk; talking to
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
een lezing houden give a lecture; lecture
een voordracht houden give a lecture; lecture
- bawl out; berate; call down; call on the carpet; chide; dress down; jaw; rag; rebuke; reprimand; reproof; scold; take to task; talk; trounce

Verwante woorden van "lecture":

  • lecturing, lectures

Synoniemen voor "lecture":


Verwante definities voor "lecture":

  1. teaching by giving a discourse on some subject (typically to a class)1
  2. a lengthy rebuke1
    • a good lecture was my father's idea of discipline1
  3. a speech that is open to the public1
    • he attended a lecture on telecommunications1
  4. censure severely or angrily1
  5. deliver a lecture or talk1
    • Did you ever lecture at Harvard?1

Wiktionary: lecture

lecture
noun
  1. a spoken lesson
lecture
noun
  1. de tijd waarin een docent een bepaald onderwerp uitlegt aan studenten
  2. grote vergadering met verschillende groepen, landen, staten, mogendheden enz
  3. een voordracht voor een publiek over een bepaald onderwerp

Cross Translation:
FromToVia
lecture berispen; een standje geven; uitkafferen; beknorren; terechtwijzen; verwijten sermonner — (familier, fr) Faire des remontrances ennuyeux et hors de propos.

lecturer:

lecturer [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the lecturer (speaker; orator)
    de lector; de spreker; redevoerder; de redenaar
    • lector [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • spreker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • redevoerder [znw.] zelfstandig naamwoord
    • redenaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor lecturer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lector lecturer; orator; speaker
redenaar lecturer; orator; speaker
redevoerder lecturer; orator; speaker
spreker lecturer; orator; speaker
- lector; reader

Verwante woorden van "lecturer":

  • lecturers

Synoniemen voor "lecturer":


Verwante definities voor "lecturer":

  1. a public lecturer at certain universities1
  2. someone who lectures professionally1

Wiktionary: lecturer

lecturer
noun
  1. onderwijs|nld, beroep|nld, wetenschap|nld docent aan een universiteit, een rang lager dan hoogleraar

Verwante vertalingen van lecturer