Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Zoek: issue

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: issue

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. issue:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. issue:

Engels

Uitgebreide vertaling voor issue (Engels) in het Nederlands

issue:

issue [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the issue (question; case)
    het issue; de kwestie; de punt
    • issue [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kwestie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • punt [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the issue (distribution; granting)
    de verstrekking; de uitgifte; de uitreiking; de uitgaaf; de afgifte; de uitdeling
  3. the issue (point of discussion; question)
    het geval; de kwestie; de zaak
    • geval [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kwestie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • zaak [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. the issue (edition; delivery)
    de uitgave; de editie; de aflevering
    • uitgave [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • editie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • aflevering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  5. the issue (emission; discharge; discharging)
    de emissie; de uitstoot
    • emissie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • uitstoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  6. the issue
    het actiepunt
  7. the issue
    – The release of items from inventory. 1
    de uitgifte
    • uitgifte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

to issue werkwoord (issues, issued, issuing)

  1. to issue (publish)
    publiceren; uitbrengen; openbaren
    • publiceren werkwoord (publiceer, publiceert, publiceerde, publiceerden, gepubliceerd)
    • uitbrengen werkwoord (breng uit, brengt uit, bracht uit, brachten uit, uitgebracht)
    • openbaren werkwoord (openbaar, openbaart, openbaarde, openbaarden, geopenbaard)
  2. to issue
    – To release an item, or items, from inventory. 1
    uitgeven

Conjugations for issue:

present
  1. issue
  2. issue
  3. issues
  4. issue
  5. issue
  6. issue
simple past
  1. issued
  2. issued
  3. issued
  4. issued
  5. issued
  6. issued
present perfect
  1. have issued
  2. have issued
  3. has issued
  4. have issued
  5. have issued
  6. have issued
past continuous
  1. was issuing
  2. were issuing
  3. was issuing
  4. were issuing
  5. were issuing
  6. were issuing
future
  1. shall issue
  2. will issue
  3. will issue
  4. shall issue
  5. will issue
  6. will issue
continuous present
  1. am issuing
  2. are issuing
  3. is issuing
  4. are issuing
  5. are issuing
  6. are issuing
subjunctive
  1. be issued
  2. be issued
  3. be issued
  4. be issued
  5. be issued
  6. be issued
diverse
  1. issue!
  2. let's issue!
  5. issued
  6. issuing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

issue

  1. issue
    uitkomen; uitstromen

Vertaal Matrix voor issue:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
actiepunt issue
afgifte distribution; granting; issue delivery; extradition; handing over; supplies; supply
aflevering delivery; edition; issue consignment; delivering; delivery; dispatch; remittance; sending; sending in; supply; turning out; yielding
editie delivery; edition; issue edition
emissie discharge; discharging; emission; issue
geval issue; point of discussion; question affair; business; case; matter; problem; problematical case
issue case; issue; question
kwestie case; issue; point of discussion; question affair; assignment; business; case; matter; problem; problematical case; problems; quarrel; question; squabble; statement; summary; task; wrangle
publiceren publication; publishing
punt case; issue; question dot; grade; grading mark; mark; peak; point; tip
uitdeling distribution; granting; issue
uitgaaf distribution; granting; issue cost; expense; expenses; spending
uitgave delivery; edition; issue announcement; circulation; declaration; disclosure; expense; impression; print; proclamation; publication; publishing; spending
uitgeven publication; publishing
uitgifte distribution; granting; issue announcement; declaration; disclosure; proclamation; publication
uitreiking distribution; granting; issue
uitstoot discharge; discharging; emission; issue discharge; discharging; dismissal; expulsion; redundancy
verstrekking distribution; granting; issue granting; supply of information; supplying
zaak issue; point of discussion; question affair; article; bargain; business; business enterprise; case; commercial enterprise; company; concern; deal; employment; enterprise; firm; gadget; good; industry; item; matter; object; occupation; shop; thing; transaction
- consequence; effect; egress; emergence; event; exit; government issue; issuance; issuing; matter; military issue; number; offspring; outcome; outlet; payoff; proceeds; progeny; publication; result; return; subject; take; takings; topic; upshot; way out; yield
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
openbaren issue; publish admit; demonstrate; display; exhibit; express; reveal; show
publiceren issue; publish publish
uitbrengen issue; publish betray; give away; inform against; peach; publish; squeak; squeal
uitgeven issue launch; pay; publish; release; spend; start
uitkomen arise from; be all right; be fit; be fulfilled; be right; be suitable; become known; befit; come out; come true; emerge; evolve out of; get by; make do; make ends meet; manage; manage on; originate from; scrape along; stem from; suit; suit one's convenience
uitstromen flow into
- bring out; come forth; come out; cut; egress; emerge; go forth; make out; publish; put out; release; supply; write out
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
punt point
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitkomen issue
uitstromen issue
- come; direct heir; draw up; heir of the body; issuance; make out; proceed; promulgation

Verwante woorden van "issue":


Synoniemen voor "issue":


Antoniemen van "issue":


Verwante definities voor "issue":

  1. the act of providing an item for general use or for official purposes (usually in quantity)2
    • a new issue of stamps2
    • the last issue of penicillin was over a month ago2
  2. the act of issuing printed materials2
  3. an opening that permits escape or release2
    • the canyon had only one issue2
  4. some situation or event that is thought about2
  5. an important question that is in dispute and must be settled2
    • the issue could be settled by requiring public education for everyone2
    • politicians never discuss the real issues2
  6. one of a series published periodically2
    • she found an old issue of the magazine in her dentist's waiting room2
  7. the becoming visible2
  8. the immediate descendants of a person2
    • he died without issue2
  9. a phenomenon that follows and is caused by some previous phenomenon2
  10. the income or profit arising from such transactions as the sale of land or other property2
  11. supplies (as food or clothing or ammunition) issued by the government2
  12. come out of2
    • Water issued from the hole in the wall2
  13. prepare and issue for public distribution or sale2
  14. bring out an official document (such as a warrant)2
  15. make out and issue2
  16. circulate or distribute or equip with2
    • issue a new uniform to the children2
  17. To bring out an official document, such as a certificate.1
  18. The release of items from inventory.1
  19. To release an item, or items, from inventory.1

Wiktionary: issue

issue
verb
  1. (overgankelijk) in omloop brengen, uitgeven, uitzenden
Cross Translation:
FromToVia
• issue → vraagstuk ↔ Frage — Angelegenheit, Diskussionspunkt, Problem
• issue → emitteren ↔ emittieren — Börse: ein Wertpapier in Umlauf bringen
• issue → keuze; aangelegenheid; affaire; ding; zaak; oorzaak; reden ↔ cause — Ce qui fait qu’une chose est ou s’opère.
• issue → nakomelingschap; kroost; zaad; nageslacht ↔ descendance — progéniture, ensemble des individus issus d’une reproduction sexuée ou asexuée.
• issue → afrit; uitgang; uitweg ↔ issue — sortie, lieu par où l’on sortir.
• issue → numero; nummer ↔ numéro — identifiant alphanumérique ou purement numérique qu’on mettre sur quelque chose et qui servir à la reconnaître.
• issue → probleem; opgave; vraagpunt; vraagstuk ↔ problème — question scientifique à résoudre.
• issue → afkondigen; proclameren; uitvaardigen; verkondigen ↔ proclamer — publier, annoncer à haute voix et avec solennité.
• issue → kwestie; vraag ↔ question — interrogation, demande que l’on faire pour s’informer de quelque chose.
• issue → emitteren; uitgeven ↔ éditer — publier un ouvrage ou le mettre en vente ; s’emploie généralement au sujet d’un livre.

Verwante vertalingen van issue



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor issue (Nederlands) in het Engels

issue:

issue [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het issue (kwestie; punt)
    the issue; the case; the question
    • issue [the ~] zelfstandig naamwoord
    • case [the ~] zelfstandig naamwoord
    • question [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor issue:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
case issue; kwestie; punt aangelegenheid; aanvraag; affaire; behuizing; casus; contract; doos; etui; foedraal; geding; geval; kist; kistje; koker; kokervormig doosje; krat; kratje; kwestie; la; lade; naamval; pennendoosje; pennenkoker; probleem; procedure; proces; proefpersoon; rechtsgeding; rechtszaak; schuifla; schuiflade; taak; vraagstuk; zaak
issue issue; kwestie; punt actiepunt; afgifte; aflevering; editie; emissie; geval; kwestie; uitdeling; uitgaaf; uitgave; uitgifte; uitreiking; uitstoot; verstrekking; zaak
question issue; kwestie; punt geval; interpellatie; kwestie; opgaaf; opgave; probleem; vraag; vraagstuk; zaak; zwaarte
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
issue openbaren; publiceren; uitbrengen; uitgeven
question aanvechten; aarzelen; bestrijden; betwisten; doorvragen; doorzagen; interpelleren; ondervragen; overhoren; twijfelen; uithoren; uitvragen; verhoren; weifelen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
issue uitkomen; uitstromen

Verwante woorden van "issue":

  • issues







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0708 seconde
Page rendered in 1.0 seconds