Dawn: vertaling Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

dawn:
- aanbreken van de dag; dagen; gloren; lichten; licht worden
- aanbreken van de dag; dageraad; zonsopgang; ochtendstond; ochtendgloren; morgenschemering; 't aanbreken v.d. dag
Wiktionary:
- dawn → dageraad, opgang, ochtendschemering, zonsopgang
- dawn → dagen, rijzen, aanbreken, gloren
- dawn → dageraad, zonsopgang, ochtendgloren, morgenrood, aurora, morgenlicht, schemering

Engels

Uitgebreide vertaling voor dawn (Engels) in het Nederlands

dawn:

to dawn werkwoord (dawns, dawned, dawning)

to dawn
aanbreken van de dag; dagen
- aanbreken van de dag werkwoord
- dagen werkwoord (daag, daagt, daagde, daagden, gedaagd)
to dawn (glimmer)
gloren
- gloren werkwoord (gloor, gloort, gloorde, gloorden, gegloord)
to dawn (break)
lichten; licht worden
- lichten werkwoord (licht, lichtte, lichtten, gelicht)
- licht worden werkwoord

Conjugations for dawn:

present

dawn
dawn
dawns
dawn
dawn
dawn

simple past

dawned
dawned
dawned
dawned
dawned
dawned

present perfect

have dawned
have dawned
has dawned
have dawned
have dawned
have dawned

past continuous

was dawning
were dawning
was dawning
were dawning
were dawning
were dawning

future

shall dawn
will dawn
will dawn
shall dawn
will dawn
will dawn

continuous present

am dawning
are dawning
is dawning
are dawning
are dawning
are dawning

subjunctive

be dawned
be dawned
be dawned
be dawned
be dawned
be dawned

diverse

dawn!
let's dawn!
dawned
dawning

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

dawn [the ~] zelfstandig naamwoord

the dawn (daybreak; aurora; peep of day; bowl; cup)
aanbreken van de dag; de dageraad; de zonsopgang; de ochtendstond; het ochtendgloren; de morgenschemering
- aanbreken van de dag [znw.] zelfstandig naamwoord
- dageraad [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- zonsopgang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- ochtendstond [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- ochtendgloren [het ~] zelfstandig naamwoord
- morgenschemering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
the dawn (daybreak)
aanbreken van de dag
- aanbreken van de dag [znw.] zelfstandig naamwoord
the dawn (peep of day; daybreak)
't aanbreken v.d. dag
- 't aanbreken v.d. dag [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor dawn:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
't aanbreken v.d. dag	dawn; daybreak; peep of day
aanbreken van de dag	aurora; bowl; cup; dawn; daybreak; peep of day
dagen		days
dageraad	aurora; bowl; cup; dawn; daybreak; peep of day
lichten		lights
morgenschemering	aurora; bowl; cup; dawn; daybreak; peep of day
ochtendgloren	aurora; bowl; cup; dawn; daybreak; peep of day
ochtendstond	aurora; bowl; cup; dawn; daybreak; peep of day
zonsopgang	aurora; bowl; cup; dawn; daybreak; peep of day	sunrise
-	morning
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanbreken van de dag	dawn
dagen	dawn	subpoena; summon
gloren	dawn; glimmer
licht worden	break; dawn
lichten	break; dawn	draw up; empty the mailbox; flash; heave; lift; lift up; lighten; remove; thunder
-	click; come home; fall into place; get across; get through; penetrate; sink in
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	daybreak

Verwante woorden van "dawn":

dawning, dawns

Synoniemen voor "dawn":

dawning; morning; aurora; first light; daybreak; break of day; break of the day; dayspring; sunrise; sunup; cockcrow; hour; time of day
start
time period; period of time; period
click; get through; come home; get across; sink in; penetrate; fall into place
begin; start
change

Antoniemen van "dawn":

sunset

Verwante definities voor "dawn":

the earliest period¹
- the dawn of civilization¹
an opening time period¹
- it was the dawn of the Roman Empire¹
become light¹
- It started to dawn, and we had to get up¹
become clear or enter one's consciousness or emotions¹
- It dawned on him that she had betrayed him¹
appear or develop¹
- The age of computers had dawned¹

Wiktionary: dawn

dawn

noun

beginning
- dawn → dageraad; opgang
time
- dawn → ochtendschemering; dageraad; zonsopgang
rising of the sun
- dawn → zonsopgang
morning twilight period
- dawn → zonsopgang

verb

to start to appear, to be realized
- dawn → dagen
to begin to brighten with daylight
- dawn → dagen; rijzen

dawn

verb

beginnen van tijd
- aanbreken → dawn; break
beginnen te verschijnen of gerealiseerd worden
- gloren → dawn

noun

het aanbreken van de dag
- dageraad → dawn

Cross Translation:

From	To	Via
• dawn	→ dageraad; zonsopgang; ochtendgloren	↔ aube — moment où la lumière du soleil levant commence à blanchir
• dawn	→ morgenrood; aurora; morgenlicht	↔ aurore — lueur brillante et rosée qui paraît dans le ciel avant que le soleil ne soit sur l’horizon.
• dawn	→ schemering	↔ crépuscule — Lumière après le coucher du soleil

Verwante vertalingen van dawn

evening dawn

Remove Ads

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: dawn

Uitgebreide vertaling voor dawn (Engels) in het Nederlands

dawn:

to dawn werkwoord (dawns, dawned, dawning)

to dawn

to dawn (glimmer)

to dawn (break)

Conjugations for dawn:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

dawn [the ~] zelfstandig naamwoord

the dawn (daybreak; aurora; peep of day; bowl; cup)

the dawn (daybreak)

the dawn (peep of day; daybreak)

Vertaal Matrix voor dawn:

Verwante woorden van "dawn":

Synoniemen voor "dawn":

Antoniemen van "dawn":

Verwante definities voor "dawn":

Wiktionary: dawn

Verwante vertalingen van dawn