Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Zoek: cease

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: cease

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. cease:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor cease (Engels) in het Nederlands

cease:

to cease werkwoord (ceases, ceased, ceasing)

  1. to cease (abandon; stop; give up)
    ophouden; stoppen; ermee uitscheiden; opgeven; staken; uitscheiden
    • ophouden werkwoord (houd op, houdt op, hield op, hielden op, opgehouden)
    • stoppen werkwoord (stop, stopt, stopte, stopten, gestopt)
    • ermee uitscheiden werkwoord
    • opgeven werkwoord (geef op, geeft op, gaf op, gaven op, opgegeven)
    • staken werkwoord (staak, staakt, staakte, staakten, gestaakt)
    • uitscheiden werkwoord (scheid uit, scheidt uit, scheidde uit, scheidden uit, uitgescheiden)
  2. to cease (desist from)
    ophouden; aflaten
    • ophouden werkwoord (houd op, houdt op, hield op, hielden op, opgehouden)
    • aflaten werkwoord (laat af, liet af, lieten af, afgelaten)
  3. to cease (weaken; come down; be going down hill; fall away; be lost)
    verzwakken; aftakelen; wegglijden
    • verzwakken werkwoord (verzwak, verzwakt, verzwakte, verzwakten, verzwakt)
    • aftakelen werkwoord (takel af, takelt af, takelde af, takelden af, afgetakeld)
    • wegglijden werkwoord (glijd weg, glijdt weg, gleed weg, gleden weg, weggegleden)

Conjugations for cease:

present
  1. cease
  2. cease
  3. ceases
  4. cease
  5. cease
  6. cease
simple past
  1. ceased
  2. ceased
  3. ceased
  4. ceased
  5. ceased
  6. ceased
present perfect
  1. have ceased
  2. have ceased
  3. has ceased
  4. have ceased
  5. have ceased
  6. have ceased
past continuous
  1. was ceasing
  2. were ceasing
  3. was ceasing
  4. were ceasing
  5. were ceasing
  6. were ceasing
future
  1. shall cease
  2. will cease
  3. will cease
  4. shall cease
  5. will cease
  6. will cease
continuous present
  1. am ceasing
  2. are ceasing
  3. is ceasing
  4. are ceasing
  5. are ceasing
  6. are ceasing
subjunctive
  1. be ceased
  2. be ceased
  3. be ceased
  4. be ceased
  5. be ceased
  6. be ceased
diverse
  1. cease!
  2. let's cease!
  5. ceased
  6. ceasing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

cease [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the cease (stopping; quitting; knock off)
    eindigen; ophouden; het staken; uitscheiden; het kappen; afhaken

Vertaal Matrix voor cease:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afhaken cease; knock off; quitting; stopping disconnecting; disconnection; uncoupling; unhooking
eindigen cease; knock off; quitting; stopping
kappen cease; knock off; quitting; stopping chop down
opgeven applying; applying for something; asking for; requesting
ophouden cease; knock off; quitting; stopping
staken cease; knock off; quitting; stopping strike; walkout; work stoppage
stoppen coming to a stop; halting; plugging; stopping
uitscheiden cease; knock off; quitting; stopping
verzwakken subside; weakening
wegglijden slipping away
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afhaken drop out; pull out; quit
aflaten cease; desist from
aftakelen be going down hill; be lost; cease; come down; fall away; weaken be going down hill; go under; prolapse; sag; sink; subside
eindigen bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; come to an end; come to rest; conclude; draw to an end; end; finish; finish off; get ready; land; run down; turn out
ermee uitscheiden abandon; cease; give up; stop
kappen chop down; cut; cut down; fell; style someone's hair
opgeven abandon; cease; give up; stop book; capitulate; drop out; enlist; enrol; enroll; enter; give in; give up; give up hope; hand down; hand oneself in; hand oneself over to; inscribe; pull out; quit; register; sacrifice; subscribe; surrender; throw in the towel
ophouden abandon; cease; desist from; give up; stop become extinct; bring to a close; bring to a conclusion; bring to a halt; bring to a standstill; bring to an end; conclude; delay; deter; die of fear; die out; drop out; end; extinguish; finish; finish off; halt; hold up; keep up; peg out; pinch out; pull out; put to a stop; quit; retard; snuff; stem; stop
staken abandon; cease; give up; stop be out; be out on strike; go on strike; strike
stoppen abandon; cease; give up; stop adjourn; bind; brake; bring to a close; bring to a conclusion; bring to a halt; bring to a standstill; bring to an end; close; come to a stand-still; conclude; darn; demarcate; drop out; end; fence off; fill up; finish; finish off; halt; mend; plug; pull out; put a brake on; put out; put under seal; quit; remain standing; seal; set out; shut; slow down; stand still; stay put; stop; stop up; turn off
uitscheiden abandon; cease; give up; stop discharge; disgorge; drain; empty; expel; remove
verzwakken be going down hill; be lost; cease; come down; fall away; weaken abate; adulterate; become weak; dilute; enervate; enfeeble; lessen; lose strength; weaken
wegglijden be going down hill; be lost; cease; come down; fall away; weaken be going down hill; go under; prolapse; sag; sink; subside
- discontinue; end; finish; give up; lay off; quit; stop; terminate

Verwante woorden van "cease":


Synoniemen voor "cease":


Antoniemen van "cease":


Verwante definities voor "cease":

  1. (`cease' is a noun only in the phrase `without cease') end1
  2. have an end, in a temporal, spatial, or quantitative sense; either spatial or metaphorical1
  3. put an end to a state or an activity1

Wiktionary: cease

cease
verb
  1. verouderd|nld ophouden, eindigen
  2. een activiteit beëindigen
  3. beëindigen
  4. stoppen
Cross Translation:
FromToVia
• cease → aflaten; ophouden; stoppen; uitscheiden; wijken; afmaken; afsluiten; beëindigen; besluiten; uitmaken; voleindigen ↔ cesser — Discontinuer, arrêter, finir, interrompre, terminer.

Verwante vertalingen van cease







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0418 seconde
Page rendered in 1.0 seconds