Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Zoek: authority

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: authority

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. authority:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor authority (Engels) in het Nederlands

authority:

authority [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the authority (competence; qualification; power)
    de bevoegdheid; bevoegd zijn
  2. the authority (ruler)
    de autoriteit; de instantie; het gezagsorgaan
  3. the authority (power; rule)
    de macht; het gezag
    • macht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • gezag [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. the authority (mandate; warrant)
    het mandaat; de volmacht; de vergunning; de procuratie; de licentie
  5. the authority (expert; specialist)
    de expert; de deskundige; vakkundige; de specialist
  6. the authority (dominion; command; mastery; power)
    de heerschappij; de autoriteit; het gezag; de macht
    • heerschappij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • autoriteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gezag [het ~] zelfstandig naamwoord
    • macht [de ~] zelfstandig naamwoord
  7. the authority (power; strength; capacity; force)
    het vermogen; de kracht; de macht
    • vermogen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • macht [de ~] zelfstandig naamwoord
  8. the authority (mandate; instructions)
    de volmacht; geven van volmacht; de lastgeving; de lastbrief
  9. the authority (authorization; power of attorney; approval; )
    de autorisatie; de machtiging; de volmacht; de toestemming; het fiat
  10. the authority (mandate)
    het mandaat; de lastgeving
  11. the authority
    de gezagsdrager; de gezaghebber

Vertaal Matrix voor authority:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
autorisatie approval; authorisation; authority; authorization; fiat; licence; license; mandate; power; power of attorney authorisation; authorization
autoriteit authority; command; dominion; mastery; power; ruler
bevoegd zijn authority; competence; power; qualification
bevoegdheid authority; competence; power; qualification capacity; competence; competency; privilege
deskundige authority; expert; specialist
expert authority; expert; specialist expert; whiz
fiat approval; authorisation; authority; authorization; fiat; licence; license; mandate; power; power of attorney acceptance; access; admission; admittance; allowance; authorisation; authorization; granting; permission
geven van volmacht authority; instructions; mandate
gezag authority; command; dominion; mastery; power; rule administration; authorities; cabinet; colonial administration; colonial government; establishment; government; local government; power
gezaghebber authority
gezagsdrager authority
gezagsorgaan authority; ruler
heerschappij authority; command; dominion; mastery; power
instantie authority; ruler bureau; office; organisation; organization
kracht authority; capacity; force; power; strength ability; capacity; courage; drive; energy; fervor; fervour; fiber; fibre; fierceness; fortitude; gin; impetus; intensity; jenever; momentum; power; soul; spirit; spunk; strength; thoroughness; vehemence; vigor; vigour; violence
lastbrief authority; instructions; mandate commission; instruction; mandate; order
lastgeving authority; instructions; mandate instruction; orders
licentie authority; mandate; warrant allowance; brevet; certificate; licence; license; patents licence; permission; permit
macht authority; capacity; command; dominion; force; mastery; power; rule; strength influence
machtiging approval; authorisation; authority; authorization; fiat; licence; license; mandate; power; power of attorney authorisation; authorization; permission
mandaat authority; mandate; warrant commission; elective office; instruction; mandate; order; orders
procuratie authority; mandate; warrant
specialist authority; expert; specialist
toestemming approval; authorisation; authority; authorization; fiat; licence; license; mandate; power; power of attorney acceptance; access; admission; admittance; allowance; approval; authorisation; authorization; consent; granting; permission; sanctioning
vakkundige authority; expert; specialist
vergunning authority; mandate; warrant allowance; licence; license; permission; permit
vermogen authority; capacity; force; power; strength ability; capability; capacity; power; quality
volmacht approval; authorisation; authority; authorization; fiat; instructions; licence; license; mandate; power; power of attorney; warrant power of attorney
- agency; assurance; authorisation; authorization; bureau; confidence; dominance; federal agency; government agency; office; potency; sanction; say-so; self-assurance; self-confidence; sureness
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vermogen be able
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
kracht power
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- competence; impressiveness; powers

Verwante woorden van "authority":


Synoniemen voor "authority":


Verwante definities voor "authority":

  1. official permission or approval1
    • authority for the program was renewed several times1
  2. the power or right to give orders or make decisions1
    • he has the authority to issue warrants1
  3. freedom from doubt; belief in yourself and your abilities1
    • she spoke with authority1
  4. an authoritative written work1
    • this book is the final authority on the life of Milton1
  5. an administrative unit of government1
  6. an expert whose views are taken as definitive1
    • he is an authority on corporate law1
  7. (usually plural) persons who exercise (administrative) control over others1
    • the authorities have issued a curfew1

Wiktionary: authority

authority
noun
  1. person accepted as a source of reliable information on a subject
  2. persons in command; specifically, government
  3. power to enforce rules or give orders
authority
noun
  1. de overheid
  2. bevoegdheid om ergens beslissingen over te nemen
  3. het geheel aan gezagvoerende lichamen
Cross Translation:
FromToVia
• authority → autoriteit ↔ Behörde — Institution, die Aufgaben der öffentlichen Verwaltung wahrnimmt
• authority → volmacht; machtiging ↔ Vollmacht — Recht: rechtsgeschäftlich erteilte Vertretungsmacht, also Auftrag oder Erlaubnis für eine Person, als Vertreter im Namen einer anderen Person zu handeln oder Entscheidungen zu treffen
• authority → gezag; macht; beslissingsbevoegdheid; zeggenschap; autoriteit ↔ autorité — pouvoir ou droit de commander, d’obliger quelqu’un à quelque chose.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van authority







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0521 seconde
Page rendered in 1.0 seconds