Overzicht


Engels

Uitgebreide vertaling voor winner (Engels) in het Nederlands

winner:

winner [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the winner (victor)
    de winnaar
    • winnaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the winner (hit; smasher; smash hit; smash)
    de succesnummer; het succes; de hit; de kraker; de topper; de treffer; het successtuk; de klapper; de schlager; het kasstuk
    • succesnummer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • succes [het ~] zelfstandig naamwoord
    • hit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kraker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • topper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • treffer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • successtuk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • klapper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schlager [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kasstuk [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. the winner (triumphator; conqueror; victor)
    de overwinnaar; de triomfator
  4. the winner (goal; hit)
    het doelpunt; de goal; de treffer
    • doelpunt [het ~] zelfstandig naamwoord
    • goal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • treffer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. the winner (hit; sure card)
    het successtuk

Vertaal Matrix voor winner:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doelpunt goal; hit; winner
goal goal; hit; winner goal post
hit hit; smash; smash hit; smasher; winner bestseller; box-office success; chart topper; cracker; hit
kasstuk hit; smash; smash hit; smasher; winner box-office hit; box-office success
klapper hit; smash; smash hit; smasher; winner applauder; clapper; cracker; file; fire-cracker; godsend; index; phone index; pleasant surprise; register; squib; stroke of unexpected luck; windfall
kraker hit; smash; smash hit; smasher; winner squatter
overwinnaar conqueror; triumphator; victor; winner
schlager hit; smash; smash hit; smasher; winner
succes hit; smash; smash hit; smasher; winner bestseller; box-office success; chart topper; cracker; hit; prosperity; success
succesnummer hit; smash; smash hit; smasher; winner
successtuk hit; smash; smash hit; smasher; sure card; winner
topper hit; smash; smash hit; smasher; winner cracker; godsend; pleasant surprise; stroke of unexpected luck; windfall
treffer goal; hit; smash; smash hit; smasher; winner bit of good luck; chance hit; fluke; hit; stroke of luck
triomfator conqueror; triumphator; victor; winner
winnaar victor; winner
- achiever; succeeder; success; victor

Verwante woorden van "winner":


Synoniemen voor "winner":


Antoniemen van "winner":


Verwante definities voor "winner":

  1. a person with a record of successes1
    • only winners need apply1
  2. a gambler who wins a bet1
  3. the contestant who wins the contest1

Wiktionary: winner

winner
noun
  1. one who has won or often wins
winner
noun
  1. degene die een strijd of wedstrijd in zijn voordeel beslist

Verwante vertalingen van winner