Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. whittle:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor whittler (Engels) in het Nederlands

whittler:


Synoniemen voor "whittler":


Verwante definities voor "whittler":

  1. someone who whittles (usually as an idle pastime)1

whittle:

whittle werkwoord

  1. whittle (haggle; pinch and scrape; skimp; stint; go short)
    knibbelen; schrapen; knijpen; beknibbelen
    • knibbelen werkwoord (knibbel, knibbelt, knibbelde, knibbelden, geknibbeld)
    • schrapen werkwoord (schraap, schraapt, schraapte, schraapten, geschraapt)
    • knijpen werkwoord (knijp, knijpt, kneep, knepen, geknepen)
    • beknibbelen werkwoord (beknibbel, beknibbelt, beknibbelde, beknibbelden, beknibbeld)

Vertaal Matrix voor whittle:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knijpen pinch
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beknibbelen go short; haggle; pinch and scrape; skimp; stint; whittle
knibbelen go short; haggle; pinch and scrape; skimp; stint; whittle
knijpen go short; haggle; pinch and scrape; skimp; stint; whittle
schrapen go short; haggle; pinch and scrape; skimp; stint; whittle grate; scrape; scratch; scratch off; screech
- pare

Verwante woorden van "whittle":

  • whittling

Synoniemen voor "whittle":

  • Whittle; Frank Whittle; Sir Frank Whittle; aeronautical engineer
  • pare; cut

Verwante definities voor "whittle":

  1. cut small bits or pare shavings from1
    • whittle a piece of wood1

Wiktionary: whittle

whittle
noun
  1. large knife
verb
  1. cut or shape wood with a knife
  2. reduce or gradually eliminate something

Cross Translation:
FromToVia
whittle beitelen burinertravailler au burin.
whittle beitelen ciseler — (cuisine) Couper un aliment en cubes très fin, en coupant 3 fois de haut en bas et 3 fois dans le sens de la largeur en laissant le pédoncule entier (pour qu'il tienne les tranches), ensuite on coupe très finement l'oignon perpendiculairement au incisions préalablement faites. (par exemple l' oignon), ou à in
whittle beitelen; snerpen; snijden; hakken; houwen; kappen; slijpen; uitknippen; afhakken; afhouwen; afkappen; omhakken taillercouper, retrancher d’une matière, en ôter avec le marteau, le ciseau, ou tout autre instrument, ce qu’il y a de superflu, pour lui donner une certaine forme, pour la rendre propre à tel ou tel usage.