Engels

Uitgebreide vertaling voor wetter (Engels) in het Nederlands

wetter:


Vertaal Matrix voor wetter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- bed wetter; bedwetter; surface-active agent; surfactant; wetting agent

Synoniemen voor "wetter":

  • wetting agent; surfactant; surface-active agent; chemical agent
  • workman; workingman; working man; working person
  • bedwetter; bed wetter; pisser; urinator

Verwante definities voor "wetter":

  1. someone suffering from enuresis; someone who urinates while asleep in bed1
  2. a workman who wets the work in a manufacturing process1
  3. a chemical agent capable of reducing the surface tension of a liquid in which it is dissolved1

wetter vorm van wet:

wet bijvoeglijk naamwoord

  1. wet (rainy; damp)
    nat; regenachtig; met neerslag
  2. wet (moist; wettish; damp; liquid)
    vochtig; humide; nat
    • vochtig bijvoeglijk naamwoord
    • humide bijvoeglijk naamwoord
    • nat bijvoeglijk naamwoord

to wet werkwoord (wets, wetted, wetting)

  1. to wet (squirt water upon; water)
    besproeien; bevochtigen; bespuiten; sproeien
    • besproeien werkwoord (besproei, besproeit, besproeide, besproeiden, besproeid)
    • bevochtigen werkwoord (bevochtig, bevochtigt, bevochtigde, bevochtigden, bevochtigd)
    • bespuiten werkwoord (bespuit, bespoot, bespoten, bespoten)
    • sproeien werkwoord (sproei, sproeit, sproeide, sproeiden, gesproeid)
  2. to wet (moisten; dampen)
    nat maken; bevochtigen
    • nat maken werkwoord
    • bevochtigen werkwoord (bevochtig, bevochtigt, bevochtigde, bevochtigden, bevochtigd)
  3. to wet (water; sprinkle)
    besproeien; water geven; begieten
    • besproeien werkwoord (besproei, besproeit, besproeide, besproeiden, besproeid)
    • water geven werkwoord
    • begieten werkwoord (begiet, begoot, begoten, begoten)
  4. to wet (dab; moisten)
    betten; deppen; afbetten; bevochtigen
    • betten werkwoord (bet, bette, betten, gebet)
    • deppen werkwoord (dep, dept, depte, depten, gedept)
    • afbetten werkwoord
    • bevochtigen werkwoord (bevochtig, bevochtigt, bevochtigde, bevochtigden, bevochtigd)

Conjugations for wet:

present
  1. wet
  2. wet
  3. wets
  4. wet
  5. wet
  6. wet
simple past
  1. wetted
  2. wetted
  3. wetted
  4. wetted
  5. wetted
  6. wetted
present perfect
  1. have wetted
  2. have wetted
  3. has wetted
  4. have wetted
  5. have wetted
  6. have wetted
past continuous
  1. was wetting
  2. were wetting
  3. was wetting
  4. were wetting
  5. were wetting
  6. were wetting
future
  1. shall wet
  2. will wet
  3. will wet
  4. shall wet
  5. will wet
  6. will wet
continuous present
  1. am wetting
  2. are wetting
  3. is wetting
  4. are wetting
  5. are wetting
  6. are wetting
subjunctive
  1. be wetted
  2. be wetted
  3. be wetted
  4. be wetted
  5. be wetted
  6. be wetted
diverse
  1. wet!
  2. let's wet!
  3. wetted
  4. wetting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

wet [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the wet (schlemiel; dolt; drip)
    het watje; de schlemiel; slemiel; de sukkel; de slungel
    • watje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • schlemiel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • slemiel [znw.] zelfstandig naamwoord
    • sukkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • slungel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the wet (wet blanket; moper)
    de spelbreker; het chagrijn

Vertaal Matrix voor wet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afbetten bathing; dabbing
betten bathing; dabbing
chagrijn moper; wet; wet blanket annoyance; chagrin; curmudgeon; peevish person; sourpuss; vexation
nat fluid; humidity; juice; liquid; moistness; moisture
schlemiel dolt; drip; schlemiel; wet
slemiel dolt; drip; schlemiel; wet
slungel dolt; drip; schlemiel; wet
spelbreker moper; wet; wet blanket spoilsport
sukkel dolt; drip; schlemiel; wet Simple Simon; birdbrain; blockhead; bungler; dawdler; duffer; dunce; fat head; fathead; feather head; fool; idiot; laggard; loiterer; meathead; nerd; nitwit; numbskull; oaf; poor devil; poor thing; poor wretch; rattle brain; rattle-brain; simpleton; slowcoach; slowpoke; snail; stupid
watje dolt; drip; schlemiel; wet wad of cotton wool
- moisture
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afbetten dab; moisten; wet
begieten sprinkle; water; wet
besproeien sprinkle; squirt water upon; water; wet
bespuiten squirt water upon; water; wet
betten dab; moisten; wet
bevochtigen dab; dampen; moisten; squirt water upon; water; wet
deppen dab; moisten; wet
nat maken dampen; moisten; wet
sproeien squirt water upon; water; wet
water geven sprinkle; water; wet
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nat damp; liquid; moist; rainy; wet; wettish
regenachtig damp; rainy; wet
vochtig damp; liquid; moist; wet; wettish
- lactating
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
humide damp; liquid; moist; wet; wettish
met neerslag damp; rainy; wet

Verwante woorden van "wet":


Synoniemen voor "wet":


Antoniemen van "wet":


Verwante definities voor "wet":

  1. consisting of or trading in alcoholic liquor1
    • a wet cargo1
    • a wet canteen1
  2. covered or soaked with a liquid such as water1
    • a wet bathing suit1
    • wet sidewalks1
    • wet weather1
  3. producing or secreting milk1
    • a wet nurse1
    • a wet cow1
  4. supporting or permitting the legal production and sale of alcoholic beverages1
    • a wet candidate running on a wet platform1
    • a wet county1
  5. containing moisture or volatile components1
    • wet paint1
  6. wetness caused by water1
    • drops of wet gleamed on the window1
  7. make one's bed or clothes wet by urinating1
    • This eight year old boy still wets his bed1
  8. cause to become wet1

Wiktionary: wet

wet
adjective
  1. of an object: covered with or impregnated with liquid
  2. of weather: rainy (See rainy)
  3. made of liquid or moisture
  4. of a woman: sexually aroused
verb
  1. cover or impregnate with liquid
  2. urinate accidentally in or on
wet
adjective
  1. gedrenkt in een vloeistof, meestal water

Cross Translation:
FromToVia
wet bevochtigen; nat maken; bevloeien; gieten; begieten; sproeien; besproeien; wateren; water geven mouiller — Traductions à trier suivant le sens.