Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- wavering:
- waver:
-
Wiktionary:
- waver → zwaaien, wuiven, wiegen, flikkeren, flitsen, schommelen, variëren, schudden, beven, wankelen, twijfelen, weifelen
- waver → wuiver, zwaaier
- waver → doen schommelen, laten balanceren, waggelen, wankelen, wiebelen, zwichten, aarzelen, dubben, schoorvoeten, schromen, weifelen, bibberen, flakkeren, lillen, trillen, oscilleren, schommelen, slingeren
Engels
Uitgebreide vertaling voor wavering (Engels) in het Nederlands
wavering:
-
wavering (dawdling; slow; dilatory; lingering; dragging; hesitating)
langzaam; traag; aarzelend; treuzelachtig; slepend; weifelend; dralend; besluitloos; treuzelend; talmend; leuterig-
langzaam bijvoeglijk naamwoord
-
traag bijvoeglijk naamwoord
-
aarzelend bijvoeglijk naamwoord
-
treuzelachtig bijvoeglijk naamwoord
-
slepend bijvoeglijk naamwoord
-
weifelend bijvoeglijk naamwoord
-
dralend bijvoeglijk naamwoord
-
besluitloos bijvoeglijk naamwoord
-
treuzelend bijvoeglijk naamwoord
-
talmend bijvoeglijk naamwoord
-
leuterig bijvoeglijk naamwoord
-
-
wavering
twijfelmoedig; halfslachtig; wankelmoedig; onstandvastig-
twijfelmoedig bijvoeglijk naamwoord
-
halfslachtig bijvoeglijk naamwoord
-
wankelmoedig bijvoeglijk naamwoord
-
onstandvastig bijvoeglijk naamwoord
-
-
wavering (faltering)
-
wavering (hesitating; hesitatingly; reluctantly; dilatory)
aarzelend; weifelend; schoorvoetend; halfslachtig; wankelmoedig-
aarzelend bijvoeglijk naamwoord
-
weifelend bijvoeglijk naamwoord
-
schoorvoetend bijvoeglijk naamwoord
-
halfslachtig bijvoeglijk naamwoord
-
wankelmoedig bijvoeglijk naamwoord
-
-
wavering (hesitating; indecisive; double-minded; vacillating)
besluiteloos; aarzelend; weifelachtig; weifelend-
besluiteloos bijvoeglijk naamwoord
-
aarzelend bijvoeglijk naamwoord
-
weifelachtig bijvoeglijk naamwoord
-
weifelend bijvoeglijk naamwoord
-
-
the wavering (tottering)
-
the wavering (half-heartedness)
-
the wavering (irresolution; irresoluteness)
Vertaal Matrix voor wavering:
Verwante woorden van "wavering":
Synoniemen voor "wavering":
Verwante definities voor "wavering":
wavering vorm van waver:
-
to waver (hesitate; be indecised; procrastinate; question; tarry; vacillate; put off)
-
to waver (stick; stagnate; falter; stop; stay put)
stokken; blijven steken; vastlopen; haperen-
blijven steken werkwoord (blijf steken, blijft steken, bleef steken, bleven steken, steken gebleven)
-
to waver (hesitate; doubt; linger; delay; defer; brood over; tarry; deter)
Conjugations for waver:
present
- waver
- waver
- wavers
- waver
- waver
- waver
simple past
- wavered
- wavered
- wavered
- wavered
- wavered
- wavered
present perfect
- have wavered
- have wavered
- has wavered
- have wavered
- have wavered
- have wavered
past continuous
- was wavering
- were wavering
- was wavering
- were wavering
- were wavering
- were wavering
future
- shall waver
- will waver
- will waver
- shall waver
- will waver
- will waver
continuous present
- am wavering
- are wavering
- is wavering
- are wavering
- are wavering
- are wavering
subjunctive
- be wavered
- be wavered
- be wavered
- be wavered
- be wavered
- be wavered
diverse
- waver!
- let's waver!
- wavered
- wavering
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor waver:
Verwante woorden van "waver":
Synoniemen voor "waver":
Verwante definities voor "waver":
Wiktionary: waver
waver
Cross Translation:
verb
waver
-
to sway back and forth
-
to flicker, glimmer, quiver
-
to fluctuate or vary
- waver → schommelen; variëren
-
to shake or tremble
-
to falter; become unsteady; begin to fail or give way
- waver → wankelen
-
to be indecisive between choices; to feel or show doubt or indecision; to vacillate
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• waver | → doen schommelen; laten balanceren | ↔ balancer — tenir en équilibre. |
• waver | → waggelen; wankelen; wiebelen; zwichten; aarzelen; dubben; schoorvoeten; schromen; weifelen | ↔ barguigner — (familier, fr) hésiter, avoir de la peine à se déterminer, particulièrement quand il s’agir d’un achat, d’une affaire, d’un traité. |
• waver | → bibberen; flakkeren; lillen; trillen | ↔ frissonner — Avoir le frisson, un tremblement causé par le froid ou la fièvre. |
• waver | → bibberen; flakkeren; lillen; trillen | ↔ frémir — Faire entendre une succession de petits bruits |
• waver | → waggelen; wankelen; wiebelen; zwichten; aarzelen; dubben; schoorvoeten; schromen; weifelen | ↔ hésiter — Être incertain, indécis sur le parti, sur la résolution que l’on doit prendre. |
• waver | → oscilleren; schommelen; slingeren | ↔ osciller — Se mouvoir alternativement en deux sens contraires. |