Engels

Uitgebreide vertaling voor water (Engels) in het Nederlands

water:

water [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the water
    het water
    • water [het ~] zelfstandig naamwoord

to water werkwoord (waters, watered, watering)

  1. to water (squirt water upon; wet)
    besproeien; bevochtigen; bespuiten; sproeien
    • besproeien werkwoord (besproei, besproeit, besproeide, besproeiden, besproeid)
    • bevochtigen werkwoord (bevochtig, bevochtigt, bevochtigde, bevochtigden, bevochtigd)
    • bespuiten werkwoord (bespuit, bespoot, bespoten, bespoten)
    • sproeien werkwoord (sproei, sproeit, sproeide, sproeiden, gesproeid)
  2. to water (tear; weep)
    tranen; huilen; tranen afscheiden
    • tranen werkwoord (traan, traant, traande, traanden, getraand)
    • huilen werkwoord (huil, huilt, huilde, huilden, gehuild)
    • tranen afscheiden werkwoord
  3. to water (sprinkle; wet)
    besproeien; water geven; begieten
    • besproeien werkwoord (besproei, besproeit, besproeide, besproeiden, besproeid)
    • water geven werkwoord
    • begieten werkwoord (begiet, begoot, begoten, begoten)
  4. to water (let drink)
    te drinken geven; drenken
    • te drinken geven werkwoord (geef te drinken, geeft te drinken, gaf te drinken, gaven te drinken, te drinken gegeven)
    • drenken werkwoord (drenk, drenkt, drenkte, drenkten, gedrenkt)
  5. to water (irrigate)
    irrigeren; bevloeien
    • irrigeren werkwoord (irrigeer, irrigeert, irrigeerde, irrigeerden, geïrrigeerd)
    • bevloeien werkwoord (bevloei, bevloeit, bevloeide, bevloeiden, bevloeid)

Conjugations for water:

present
  1. water
  2. water
  3. waters
  4. water
  5. water
  6. water
simple past
  1. watered
  2. watered
  3. watered
  4. watered
  5. watered
  6. watered
present perfect
  1. have watered
  2. have watered
  3. has watered
  4. have watered
  5. have watered
  6. have watered
past continuous
  1. was watering
  2. were watering
  3. was watering
  4. were watering
  5. were watering
  6. were watering
future
  1. shall water
  2. will water
  3. will water
  4. shall water
  5. will water
  6. will water
continuous present
  1. am watering
  2. are watering
  3. is watering
  4. are watering
  5. are watering
  6. are watering
subjunctive
  1. be watered
  2. be watered
  3. be watered
  4. be watered
  5. be watered
  6. be watered
diverse
  1. water!
  2. let's water!
  3. watered
  4. watering
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor water:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tranen tears
water water
- H2O; body of water; pee; piddle; piss; urine; water supply; water system; weewee
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begieten sprinkle; water; wet
besproeien sprinkle; squirt water upon; water; wet
bespuiten squirt water upon; water; wet
bevloeien irrigate; water
bevochtigen squirt water upon; water; wet dab; dampen; moisten; wet
drenken let drink; water drench; soak
huilen tear; water; weep blubber; cry; groan; let on; moan; shout; shriek; sniff; sniffle; snivel; sob; squeal; tell tales; wail; weep; whimper; whine
irrigeren irrigate; water
sproeien squirt water upon; water; wet
te drinken geven let drink; water
tranen tear; water; weep
tranen afscheiden tear; water; weep
water geven sprinkle; water; wet
- irrigate
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- pour upon; soak

Verwante woorden van "water":


Synoniemen voor "water":


Verwante definities voor "water":

  1. a facility that provides a source of water1
    • first you have to cut off the water1
  2. a liquid necessary for the life of most animals and plants1
    • he asked for a drink of water1
  3. the part of the earth's surface covered with water (such as a river or lake or ocean)1
    • they invaded our territorial waters1
    • they were sitting by the water's edge1
  4. binary compound that occurs at room temperature as a clear colorless odorless tasteless liquid; freezes into ice below 0 degrees centigrade and boils above 100 degrees centigrade; widely used as a solvent1
  5. once thought to be one of four elements composing the universe (Empedocles)1
  6. liquid excretory product1
    • the child had to make water1
  7. secrete or form water, as tears or saliva1
    • My mouth watered at the prospect of a good dinner1
    • His eyes watered1
  8. supply with water, as with channels or ditches or streams1
  9. fill with tears1
    • His eyes were watering1
  10. provide with water1
    • We watered the buffalo1

Wiktionary: water

water
noun
  1. clear liquid H₂O
  2. spa water
  3. one of the four elements in alchemy
  4. body of water, or specific part of it
  5. urine
  6. serving of water
verb
  1. to pour water into the soil surrounding (plants)
  2. to provide (animals) with water
  3. colloquial: to urinate
  4. to fill with or secrete water
water
verb
  1. drinken geven aan
  2. waterachtig vocht afscheiden

Cross Translation:
FromToVia
water water Wasserkein Plural: die chemische Verbindung (Diwasserstoffoxid), der Stoff H2O in flüssigem Aggregatzustand, die aus Wasserstoff und Sauerstoff zusammengesetzt ist
water water Wasserauch Plural möglich: siehe Plural 1, poetisch, gehoben: für Gewässer
water drenken; bedelven; overstelpen; verpletteren; bevochtigen; vochtig maken; bevloeien; irrigeren; gieten; begieten; sproeien; besproeien; wateren; water geven abreuverfaire boire (un animal, particulièrement un cheval).
water waterhoudend; waterig aquatique — A trier
water waterachtig; waterig; waterhoudend aqueuxqui être de la nature de l’eau.
water water eau — Liquide transparent
water bevochtigen; nat maken; bevloeien; gieten; begieten; sproeien; besproeien; wateren; water geven mouiller — Traductions à trier suivant le sens.
water urine; pis; plas urine — biologie|fr liquide dû à la filtration du sang par les reins et conduit par les uretères dans la vessie, puis évacuer par le canal de l’urètre.

Verwante vertalingen van water