Engels

Uitgebreide vertaling voor warmth (Engels) in het Nederlands

warmth:

warmth [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the warmth
    de warmte; de gloed; de hitte
    • warmte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gloed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hitte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor warmth:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gloed warmth ardor; ardour; assiduity; craze; diligence; fervor; fervour; fieriness; fire; gleam; glimmer; glow; glow effect; heartiness; lucidity; luminosity; outer glow; passion; radiance; shine; zeal; zest; élan
hitte warmth
warmte warmth
- affectionateness; fondness; heat; lovingness; passion; warmheartedness; warmness

Verwante woorden van "warmth":


Synoniemen voor "warmth":


Verwante definities voor "warmth":

  1. a quality proceeding from feelings of affection or love1
  2. the trait of being intensely emotional1
  3. the quality of having a moderate degree of heat1
    • an agreeable warmth in the house1
  4. the sensation caused by heat energy1
  5. a warmhearted feeling1

Wiktionary: warmth

warmth
noun
  1. de mate waarin het weer warm is.

warm:

warm

  1. warm

warm bijvoeglijk naamwoord

  1. warm (hearty; warm-hearted; cordial; affectionate)
    – psychologically warm; friendly and responsive 1
    hartelijk
    – echt vriendelijk 2
    • hartelijk bijvoeglijk naamwoord
      • hij is erg hartelijk als je op bezoek komt2
    vriendelijk
    – met zorg en aandacht voor anderen 2
    • vriendelijk bijvoeglijk naamwoord
      • het was vriendelijk van hem de deur open te houden2
    minnelijk
  2. warm
    – Pertaining to the intermediate rating of perceived interest that an account, opportunity, or lead has about a product or service. 3
    Warm
    • Warm bijvoeglijk naamwoord

to warm werkwoord (warms, warmed, warming)

  1. to warm (warm up food; heat)
    opwarmen; verwarmen; verhitten; warm maken; eten opwarmen
    • opwarmen werkwoord (warm op, warmt op, warmde op, warmden op, opgewarmd)
    • verwarmen werkwoord (verwarm, verwarmt, verwarmde, verwarmden, verwarmd)
    • verhitten werkwoord (verhit, verhitte, verhitten, verhit)
    • warm maken werkwoord
    • eten opwarmen werkwoord
  2. to warm (warm up; heat up; heat)
    warmen
    • warmen werkwoord (warm, warmt, warmde, warmden, gewarmd)

Conjugations for warm:

present
  1. warm
  2. warm
  3. warms
  4. warm
  5. warm
  6. warm
simple past
  1. warmed
  2. warmed
  3. warmed
  4. warmed
  5. warmed
  6. warmed
present perfect
  1. have warmed
  2. have warmed
  3. has warmed
  4. have warmed
  5. have warmed
  6. have warmed
past continuous
  1. was warming
  2. were warming
  3. was warming
  4. were warming
  5. were warming
  6. were warming
future
  1. shall warm
  2. will warm
  3. will warm
  4. shall warm
  5. will warm
  6. will warm
continuous present
  1. am warming
  2. are warming
  3. is warming
  4. are warming
  5. are warming
  6. are warming
subjunctive
  1. be warmed
  2. be warmed
  3. be warmed
  4. be warmed
  5. be warmed
  6. be warmed
diverse
  1. warm!
  2. let's warm!
  3. warmed
  4. warming
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

warm bijvoeglijk naamwoord

  1. warm (loving; affectionate)
    liefderijk; liefdevol
  2. warm (enthusiastic; impassioned; glowing)
    gloedvol

Vertaal Matrix voor warm:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opwarmen warming-up
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eten opwarmen heat; warm; warm up food
opwarmen heat; warm; warm up food
verhitten heat; warm; warm up food
verwarmen heat; warm; warm up food
warm maken heat; warm; warm up food
warmen heat; heat up; warm; warm up
- warm up
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Warm warm
gloedvol enthusiastic; glowing; impassioned; warm
hartelijk affectionate; cordial; hearty; warm; warm-hearted cordial; cordially; wholehearted
liefderijk affectionate; loving; warm
liefdevol affectionate; loving; warm
minnelijk affectionate; cordial; hearty; warm; warm-hearted
vriendelijk affectionate; cordial; hearty; warm; warm-hearted a kind manner; benevolent; good-natured; kind; mild
warm broiling; burning; scalding
- affectionate; ardent; fond; lovesome; quick; strong; tender
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- warmly
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
warm warm
- heat up; take the chill off; temper; warm up

Verwante woorden van "warm":


Synoniemen voor "warm":


Antoniemen van "warm":


Verwante definities voor "warm":

  1. of a seeker; near to the object sought1
    • you're getting warm1
  2. uncomfortable because of possible danger or trouble1
    • made things warm for the bookies1
  3. characterized by liveliness or excitement or disagreement1
    • a warm debate1
  4. characterized by strong enthusiasm1
    • warm support1
  5. easily aroused or excited1
    • a warm temper1
  6. freshly made or left1
    • a warm trail1
    • the scent is warm1
  7. having or displaying warmth or affection1
    • a warm embrace1
  8. having or producing a comfortable and agreeable degree of heat or imparting or maintaining heat1
    • a warm body1
    • a warm room1
    • a warm climate1
    • a warm coat1
  9. psychologically warm; friendly and responsive1
    • a warm greeting1
    • a warm personality1
    • warm support1
  10. (color) inducing the impression of warmth; used especially of reds and oranges and yellows1
    • warm reds and yellows and orange1
  11. in a warm manner1
    • warm-clad skiers1
  12. make warm or warmer1
    • The blanket will warm you1
  13. get warm or warmer1
    • The soup warmed slowly on the stove1
  14. Pertaining to the intermediate rating of perceived interest that an account, opportunity, or lead has about a product or service.3

Wiktionary: warm

warm
adjective
  1. having a temperature slightly higher than usual
  2. being something that causes warmth
  3. caring, of relation to another person
verb
  1. to make or keep warm
  2. to increasingly favour
warm
adjective
  1. redelijk warm, lauw
  2. Na te kijken en uit te splitsen vertalingen

Cross Translation:
FromToVia
warm amicaal; bevriend; vriendschappelijk amical — Qui faire preuve d’amitié.
warm warm chaud — De température plus haute que la normale, de température élevée.
warm hart-; hartelijk; innig cordial — Qui est propre à ranimer le fonctionnement du cœur.
warm opwarmen réchaufferrendre chaud ce qui est froid ou refroidi.