Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- wandering:
- wander:
-
Wiktionary:
- wandering → zwervend
- wander → zwerven, rondtrekken, vreemdgaan, dolen, afdwalen
- wander → dolen, dwalen, ronddolen, ronddwalen, waren, zwerven
Engels
Uitgebreide vertaling voor wandering (Engels) in het Nederlands
wandering:
-
the wandering (straying; aberration; digression)
-
the wandering (ramble; hike)
Vertaal Matrix voor wandering:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
afdwalen | aberration; digression; straying; wandering | |
afdwaling | aberration; digression; straying; wandering | |
dwaaltocht | hike; ramble; wandering | |
dwaling | aberration; digression; straying; wandering | blunder; error; fault; flaw; incorrectness; mistake; oversight; slip |
omzwerving | hike; ramble; wandering | |
zwerftocht | hike; ramble; wandering | |
- | roving; vagabondage | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
afdwalen | digress; stray off | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | erratic; meandering; mobile; nomadic; peregrine; planetary; rambling; roving; winding | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dwalend | wandering | |
zwervend | roaming; tramping; wandering |
Verwante woorden van "wandering":
Synoniemen voor "wandering":
Verwante definities voor "wandering":
wander:
-
to wander
-
to wander (roam)
rondzwerven; zwerven; aan de zwerf zijn-
aan de zwerf zijn werkwoord (ben aan de zwerf, bent aan de zwerf, is aan de zwerf, was aan de zwerf, waren aan de zwerf, aan de zwerf geweest)
-
to wander (nose about; snoop; rove about; search about; look about; roam about; poke about)
rondkijken; rondneuzen; struinen; om zich heen kijken; rondscharrelen; rondsnuffelen-
om zich heen kijken werkwoord
-
rondscharrelen werkwoord (scharrel rond, scharrelt rond, scharrelde rond, scharrelden rond, rondgescharreld)
-
rondsnuffelen werkwoord (snuffel rond, snuffelt rond, snuffelde rond, snuffelden rond, rondgesnuffeld)
-
to wander (drift about; roam; rove about)
Conjugations for wander:
present
- wander
- wander
- wanders
- wander
- wander
- wander
simple past
- wandered
- wandered
- wandered
- wandered
- wandered
- wandered
present perfect
- have wandered
- have wandered
- has wandered
- have wandered
- have wandered
- have wandered
past continuous
- was wandering
- were wandering
- was wandering
- were wandering
- were wandering
- were wandering
future
- shall wander
- will wander
- will wander
- shall wander
- will wander
- will wander
continuous present
- am wandering
- are wandering
- is wandering
- are wandering
- are wandering
- are wandering
subjunctive
- be wandered
- be wandered
- be wandered
- be wandered
- be wandered
- be wandered
diverse
- wander!
- let's wander!
- wandered
- wandering
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor wander:
Verwante woorden van "wander":
Synoniemen voor "wander":
Verwante definities voor "wander":
Wiktionary: wander
wander
Cross Translation:
verb
wander
-
to move without purpose or destination
- wander → zwerven; rondtrekken
-
to commit adultery
- wander → vreemdgaan
-
to go somewhere indirectly
- wander → dolen
-
of the mind, to lose focus or clarity of argument or attention
- wander → afdwalen
verb
-
zonder duidelijk doel van de ene plaats naar de andere gaan
-
met een andere partner dan de echtgenoot verkeren
-
doelloos of nomadisch heen en weer reizen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wander | → dolen; dwalen; ronddolen; ronddwalen; waren; zwerven | ↔ errer — vaguer de côté et d’autre, aller çà et là. |
• wander | → dolen; dwalen; ronddolen; ronddwalen; waren; zwerven | ↔ vaguer — errer çà et là, aller de côté et d’autre à l’aventure. |