Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- wallops:
- wallop:
-
Wiktionary:
- wallop → knal
- wallop → afranselen, afrossen, doorroeren, dorsen, houwen, klappen, kloppen, meppen, omroeren, roeren, slaan, halen, inslaan, raken, teisteren, treffen, opvallen, aanstoot geven, choqueren, kwetsen, aanbotsen, geduwd worden, zich stoten
Engels
Uitgebreide vertaling voor wallops (Engels) in het Nederlands
wallops:
Vertaal Matrix voor wallops:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
opdoffers | belts; clips; clouts; punches; wallops | |
opdonders | belts; clips; clouts; punches; wallops | blows with the fist; physical violence; punch; smacks |
opduvels | belts; clips; clouts; punches; wallops | |
oplawaaien | belts; clips; clouts; punches; wallops |
Verwante woorden van "wallops":
wallop:
Conjugations for wallop:
present
- wallop
- wallop
- wallops
- wallop
- wallop
- wallop
simple past
- walloped
- walloped
- walloped
- walloped
- walloped
- walloped
present perfect
- have walloped
- have walloped
- has walloped
- have walloped
- have walloped
- have walloped
past continuous
- was walloping
- were walloping
- was walloping
- were walloping
- were walloping
- were walloping
future
- shall wallop
- will wallop
- will wallop
- shall wallop
- will wallop
- will wallop
continuous present
- am walloping
- are walloping
- is walloping
- are walloping
- are walloping
- are walloping
subjunctive
- be walloped
- be walloped
- be walloped
- be walloped
- be walloped
- be walloped
diverse
- wallop!
- let's wallop!
- walloped
- walloping
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor wallop:
Verwante woorden van "wallop":
Synoniemen voor "wallop":
Verwante definities voor "wallop":
Wiktionary: wallop
wallop
Cross Translation:
noun
-
a heavy blow, punch
- wallop → knal
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wallop | → afranselen; afrossen; doorroeren; dorsen; houwen; klappen; kloppen; meppen; omroeren; roeren; slaan | ↔ battre — frapper de coups répétés. |
• wallop | → slaan; halen; inslaan; raken; teisteren; treffen; klappen; kloppen; opvallen; houwen; meppen | ↔ frapper — A TRIER |
• wallop | → aanstoot geven; choqueren; kwetsen; aanbotsen; geduwd worden; zich stoten; klappen; kloppen; slaan; opvallen; houwen; meppen | ↔ heurter — entrer brusquement en contact. |
• wallop | → afranselen; afrossen; dorsen | ↔ rosser — (familier, fr) battre quelqu’un violemment, le rouer de coups. |
Computer vertaling door derden: