Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal wallop

Vertaal wallop van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. wallop:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor wallop (Engels) in het Nederlands

wallop:

wallop [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the wallop (clout; smack; slap; punch)
    – a severe blow 1
    de peut; de klap; de stoot; de opstopper
    • peut [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • klap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • stoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • opstopper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the wallop (punch; nudge; whopper; )
    – a severe blow 1
    de opdonder; de muilpeer; de mep; de stoot; de klap; de hengst; de peut; de oplawaai; de opduvel; de lel
    • opdonder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • muilpeer [de ~] zelfstandig naamwoord
    • mep [de ~] zelfstandig naamwoord
    • stoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • klap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hengst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • peut [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • oplawaai [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • opduvel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • lel [de ~] zelfstandig naamwoord

to wallop werkwoord (wallops, walloped, walloping)

  1. to wallop (thwack; cudgel; drub)
    – hit hard 1
    knuppelen
    • knuppelen werkwoord (knuppel, knuppelt, knuppelde, knuppelden, geknuppeld)
  2. to wallop (cudgel)
    – hit hard 1
    ranselen
    • ranselen werkwoord (ransel, ranselt, ranselde, ranselden, geranseld)

Conjugations for wallop:

present
  1. wallop
  2. wallop
  3. wallops
  4. wallop
  5. wallop
  6. wallop
simple past
  1. walloped
  2. walloped
  3. walloped
  4. walloped
  5. walloped
  6. walloped
present perfect
  1. have walloped
  2. have walloped
  3. has walloped
  4. have walloped
  5. have walloped
  6. have walloped
past continuous
  1. was walloping
  2. were walloping
  3. was walloping
  4. were walloping
  5. were walloping
  6. were walloping
future
  1. shall wallop
  2. will wallop
  3. will wallop
  4. shall wallop
  5. will wallop
  6. will wallop
continuous present
  1. am walloping
  2. are walloping
  3. is walloping
  4. are walloping
  5. are walloping
  6. are walloping
subjunctive
  1. be walloped
  2. be walloped
  3. be walloped
  4. be walloped
  5. be walloped
  6. be walloped
diverse
  1. wallop!
  2. let's wallop!
  5. walloped
  6. walloping
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor wallop:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hengst blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper horse; stallion
klap blow; clout; jab; nudge; punch; slap; smack; wallop; whopper babble; backbiting; bang; blah; blast; blow; boom; bump; bunkum; clanging; claptrap; crash; defamation; gossip; jaw; knock; mudslinging; prattle; scandal; scandal-mongering; slander; slap; slipslop; smack; talk; talkee-talkee; talking; talks; thud; thump; tittle-tattle; tolling; vilification; wishwash
lel blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper blow; knock; lobe; seed leaf; slap; smack
mep blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper blow; box on the ear; knock; slap; smack
muilpeer blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper box on the ear; punch on the jaw; slap in the face
opdonder blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper punch
opduvel blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper
oplawaai blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper
opstopper clout; punch; slap; smack; wallop
peut blow; clout; jab; nudge; punch; slap; smack; wallop; whopper turps; white spirit
stoot blow; clout; jab; nudge; punch; slap; smack; wallop; whopper blow; buffer; bump; bumper; jab; nudge; punch; push; shake; shove; thrust
- impact
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knuppelen cudgel; drub; thwack; wallop
ranselen cudgel; wallop
- whack; wham; whop

Verwante woorden van "wallop":


Synoniemen voor "wallop":


Verwante definities voor "wallop":

  1. a severe blow1
  2. a forceful consequence; a strong effect1
    • the book packs a wallop1
  3. defeat soundly and utterly1
    • We'll wallop them!1
  4. hit hard1

Wiktionary: wallop

wallop
noun
  1. a heavy blow, punch
Cross Translation:
FromToVia
• wallop → afranselen; afrossen; doorroeren; dorsen; houwen; klappen; kloppen; meppen; omroeren; roeren; slaan ↔ battre — frapper de coups répétés.
• wallop → slaan; halen; inslaan; raken; teisteren; treffen; klappen; kloppen; opvallen; houwen; meppen ↔ frapper — A TRIER
• wallop → aanstoot geven; choqueren; kwetsen; aanbotsen; geduwd worden; zich stoten; klappen; kloppen; slaan; opvallen; houwen; meppen ↔ heurter — entrer brusquement en contact.
• wallop → afranselen; afrossen; dorsen ↔ rosser — (familier, fr) battre quelqu’un violemment, le rouer de coups.

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1169 seconde
Page rendered in 1.0 seconds