Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal walking

Vertaal walking van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. walking:
  2. walk:
  3. Wiktionary:
  4. Gebruikers suggesties voor walking:
    • lopende

Engels

Uitgebreide vertaling voor walking (Engels) in het Nederlands

walking:

walking [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the walking (coming and going; running; trotting; walking around)
    het lopen; het geloop
    • lopen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • geloop [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor walking:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geloop coming and going; running; trotting; walking; walking around
lopen coming and going; running; trotting; walking; walking around
- walk
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lopen amble; be going to; flow; go; move; move on; parade; promenade; run; saunter; step; stream; stroll; tread; walk
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- walk-to
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- going; long-distance walking

Verwante woorden van "walking":


Synoniemen voor "walking":


Verwante definities voor "walking":

  1. close enough to be walked to1
    • walking distance1
  2. the act of traveling by foot1
    • walking is a healthy form of exercise1

walking vorm van walk:

to walk werkwoord (walks, walked, walking)

  1. to walk (stroll; promenade; saunter; amble; parade)
    wandelen; lopen; slenteren; kuieren; rondslenteren
    • wandelen werkwoord (wandel, wandelt, wandelde, wandelden, gewandeld)
    • lopen werkwoord (loop, loopt, liep, liepen, gelopen)
    • slenteren werkwoord (slenter, slentert, slenterde, slenterden, geslenterd)
    • kuieren werkwoord (kuier, kuiert, kuierde, kuierden, gekuierd)
    • rondslenteren werkwoord (slenter rond, slentert rond, slenterde rond, slenterden rond, rondgeslenterd)
  2. to walk (move on; be going to; go; move)
    gaan; lopen; zich voortbewegen; stappen
    • gaan werkwoord (ga, gaat, ging, gingen, gegaan)
    • lopen werkwoord (loop, loopt, liep, liepen, gelopen)
    • zich voortbewegen werkwoord
    • stappen werkwoord (stap, stapt, stapte, stapten, gestapt)
  3. to walk (be going to; go; move; pass; run)
    gaan; zich begeven
  4. to walk
    stapvoets gaan
    • stapvoets gaan werkwoord (ga stapvoets, gaat stapvoets, ging stapvoets, gingen stapvoets, stapvoets gegaan)
  5. to walk (walk there; come up to; walk to; come running to)
    toelopen
    • toelopen werkwoord (loop toe, loopt toe, liep toe, liepen toe, toegelopen)

Conjugations for walk:

present
  1. walk
  2. walk
  3. walks
  4. walk
  5. walk
  6. walk
simple past
  1. walked
  2. walked
  3. walked
  4. walked
  5. walked
  6. walked
present perfect
  1. have walked
  2. have walked
  3. has walked
  4. have walked
  5. have walked
  6. have walked
past continuous
  1. was walking
  2. were walking
  3. was walking
  4. were walking
  5. were walking
  6. were walking
future
  1. shall walk
  2. will walk
  3. will walk
  4. shall walk
  5. will walk
  6. will walk
continuous present
  1. am walking
  2. are walking
  3. is walking
  4. are walking
  5. are walking
  6. are walking
subjunctive
  1. be walked
  2. be walked
  3. be walked
  4. be walked
  5. be walked
  6. be walked
diverse
  1. walk!
  2. let's walk!
  5. walked
  6. walking
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

walk [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the walk (hiking tour; promenade; stroll; )
    de wandeling; het ommetje; de wandeltocht; de kuier; de omloop; het loopje; het uitje; het tochtje
    • wandeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ommetje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • wandeltocht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kuier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • omloop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • loopje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • uitje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • tochtje [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. the walk (scenic route)
    de wandelroute

Vertaal Matrix voor walk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kuier hike; hiking tour; outing; promenade; ramble; short walk; stroll; tramp; walk
loopje hike; hiking tour; outing; promenade; ramble; short walk; stroll; tramp; walk
lopen coming and going; running; trotting; walking; walking around
omloop hike; hiking tour; outing; promenade; ramble; short walk; stroll; tramp; walk being in circulation; circulation
ommetje hike; hiking tour; outing; promenade; ramble; short walk; stroll; tramp; walk
stappen footsteps
tochtje hike; hiking tour; outing; promenade; ramble; short walk; stroll; tramp; walk drive; excursion; feat; journey; passage; tour; trick; trip; voyage
uitje hike; hiking tour; outing; promenade; ramble; short walk; stroll; tramp; walk drive; excursion; feat; journey; passage; trick; trip; voyage
wandeling hike; hiking tour; outing; promenade; ramble; short walk; stroll; tramp; walk
wandelroute scenic route; walk
wandeltocht hike; hiking tour; outing; promenade; ramble; short walk; stroll; tramp; walk walking-tour
- base on balls; manner of walking; paseo; pass; walk of life; walking; walkway
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gaan be going to; go; move; move on; pass; run; walk break up; depart; go; go away; leave
kuieren amble; parade; promenade; saunter; stroll; walk
lopen amble; be going to; go; move; move on; parade; promenade; saunter; stroll; walk flow; run; step; stream; tread
rondslenteren amble; parade; promenade; saunter; stroll; walk knock about; lounge about; saunter about; walk about; walk round
slenteren amble; parade; promenade; saunter; stroll; walk saunter; stroll
stappen be going to; go; move; move on; walk be on the razzle; be on the spree; feast; going out; revel
stapvoets gaan walk
toelopen come running to; come up to; walk; walk there; walk to
wandelen amble; parade; promenade; saunter; stroll; walk
zich begeven be going to; go; move; pass; run; walk
zich voortbewegen be going to; go; move; move on; walk
- take the air
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- hike

Verwante woorden van "walk":


Synoniemen voor "walk":


Antoniemen van "walk":


Verwante definities voor "walk":

  1. (baseball) an advance to first base by a batter who receives four balls1
  2. the act of traveling by foot1
  3. the act of walking somewhere1
    • he took a walk after lunch1
  4. a slow gait of a horse in which two feet are always on the ground1
  5. careers in general1
    • it happens in all walks of life1
  6. a path set aside for walking1
    • after the blizzard he shoveled the front walk1
  7. manner of walking1
    • he had a funny walk1
  8. obtain a base on balls1
  9. give a base on balls to1
  10. take a walk; go for a walk; walk for pleasure1
    • The lovers held hands while walking1
    • We like to walk every Sunday1
  11. use one's feet to advance; advance by steps1
    • We walked instead of driving1
    • She walks with a slight limp1
    • The patient cannot walk yet1
  12. make walk1
    • He walks the horse up the mountain1
  13. accompany or escort1
    • I'll walk you to your car1
  14. traverse or cover by walking1
    • Paul walked the streets of Damascus1
    • She walks 3 miles every day1
  15. walk at a pace1
    • The horses walked across the meadow1
  16. be or act in association with1
    • We must walk with our dispossessed brothers and sisters1
  17. live or behave in a specified manner1
    • walk in sadness1

Wiktionary: walk

walk
verb
  1. move on the feet
  2. law: colloquial: to go free
  3. to travel a distance by walking
  4. to take for a walk
noun
  1. trip made by walking
  2. distance walked
  3. manner of walking
  4. maintained place on which to walk
walk
verb
  1. stappen, gaan
  2. een wandeling maken
noun
  1. een kleine rondwandeling
  2. het lopend afleggen van een bepaalde afstand
Cross Translation:
FromToVia
• walk → wandeling ↔ Spaziergang — geruhsames Gehen zur Erholung
• walk → lopen ↔ gehen — sich schreitend, schrittweise fortbewegen
• walk → lopen ↔ laufen — von Menschen: (zu Fuß) gehen
• walk → kuieren; wandelen ↔ spazieren — gemächlich gehen zum Zwecke der Entspannung und Zerstreuung
• walk → wandeling ↔ balade — promenade sans but précis.
• walk → lopen; marcheren ↔ marcher — Se déplacer par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, en ayant toujours un appui au sol.
• walk → afrijden; uitlaten ↔ promener — Mener, conduire, faire aller quelqu’un de côté ou d’autre.

Verwante vertalingen van walking







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0404 seconde
Page rendered in 1.0 seconds