Overzicht


Engels

Uitgebreide vertaling voor vicar (Engels) in het Nederlands

vicar:

vicar [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the vicar (minister; preacher)
    de dominee; de prediker; de predikant; de voorganger
    • dominee [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • prediker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • predikant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • voorganger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the vicar (pastor; minister; preacher; clergyman)
    de pastor; de predikant
    • pastor [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • predikant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor vicar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dominee minister; preacher; vicar
pastor clergyman; minister; pastor; preacher; vicar
predikant clergyman; minister; pastor; preacher; vicar
prediker minister; preacher; vicar
voorganger minister; preacher; vicar predecessor

Verwante woorden van "vicar":

  • vicars

Synoniemen voor "vicar":


Verwante definities voor "vicar":

  1. a Roman Catholic priest who acts for another higher-ranking clergyman1
  2. (Church of England) a clergyman appointed to act as priest of a parish1
  3. (Episcopal Church) a clergyman in charge of a chapel1

Wiktionary: vicar

vicar
noun
  1. lower-ranking priest
  2. -

Cross Translation:
FromToVia
vicar vicaris VikarKatholische Kirche: Stellvertreter eines Pfarrers oder Bischofs
vicar geestelijke; pastoor; pastor; zielszorger; zielverzorger; priester curéprêtre de l'église catholique romaine pourvoir d’une cure.
vicar hulpprediker; kapelaan; vicaris vicaire — Celui qui est établi sous un supérieur pour tenir sa place en certaines fonctions.

Computer vertaling door derden: