Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. twin:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor twin (Engels) in het Nederlands

twin:

twin [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the twin
    – either of two offspring born at the same time from the same pregnancy 1
    de tweeling
    • tweeling [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor twin:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tweeling twin twins
- counterpart; similitude
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- couple; duplicate; match; mate; pair; parallel
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- duplicate; matching; twinned

Synoniemen voor "twin":


Verwante definities voor "twin":

  1. being two identical1
  2. a duplicate copy1
  3. either of two offspring born at the same time from the same pregnancy1
  4. give birth to twins1
  5. grow as twins1
    • twin crystals1
  6. bring two objects, ideas, or people together1
  7. duplicate or match1
    • The polished surface twinned his face and chest in reverse1

Wiktionary: twin

twin
noun
  1. either of two people who shared the same uterus, or of two similar or closely related objects
  2. forming a pair of twins

Twin:


Vertaal Matrix voor Twin:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- Gemini; Twin Falls

Verwante definities voor "Twin":

  1. a waterfall in the Snake River in southern Idaho1
  2. (astrology) a person who is born while the sun is in Gemini1

Verwante vertalingen van twin