Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. triumphing:
  2. triumph:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor triumphing (Engels) in het Nederlands

triumphing:

triumphing bijvoeglijk naamwoord

  1. triumphing (coming off triumphant)
    zegevierend; zegepralend

Vertaal Matrix voor triumphing:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zegepralend coming off triumphant; triumphing
zegevierend coming off triumphant; triumphing

Verwante woorden van "triumphing":


triumph:

triumph [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the triumph (victory; conquest)
    de overwinning; de triomf; de zege
    • overwinning [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • triomf [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zege [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. the triumph
    de triomf; de zegepraal
    • triomf [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zegepraal [de ~] zelfstandig naamwoord

to triumph werkwoord (triumphs, triumphed, triumphing)

  1. to triumph
    triomferen; zegepralen
    • triomferen werkwoord (triomfeer, triomfeert, triomfeerde, triomfeerden, getriomfeerd)
    • zegepralen werkwoord (zegepraal, zegepraalt, zegepraalde, zegepraalden, gezegepraald)

Conjugations for triumph:

present
  1. triumph
  2. triumph
  3. triumphs
  4. triumph
  5. triumph
  6. triumph
simple past
  1. triumphed
  2. triumphed
  3. triumphed
  4. triumphed
  5. triumphed
  6. triumphed
present perfect
  1. have triumphed
  2. have triumphed
  3. has triumphed
  4. have triumphed
  5. have triumphed
  6. have triumphed
past continuous
  1. was triumphing
  2. were triumphing
  3. was triumphing
  4. were triumphing
  5. were triumphing
  6. were triumphing
future
  1. shall triumph
  2. will triumph
  3. will triumph
  4. shall triumph
  5. will triumph
  6. will triumph
continuous present
  1. am triumphing
  2. are triumphing
  3. is triumphing
  4. are triumphing
  5. are triumphing
  6. are triumphing
subjunctive
  1. be triumphed
  2. be triumphed
  3. be triumphed
  4. be triumphed
  5. be triumphed
  6. be triumphed
diverse
  1. triumph!
  2. let's triumph!
  3. triumphed
  4. triumphing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor triumph:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overwinning conquest; triumph; victory
triomf conquest; triumph; victory
zege conquest; triumph; victory
zegepraal triumph
- victory
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
triomferen triumph
zegepralen triumph
- crow; exuberate; exult; gloat; jubilate; prevail; rejoice; wallow

Verwante woorden van "triumph":


Synoniemen voor "triumph":


Antoniemen van "triumph":


Verwante definities voor "triumph":

  1. a successful ending of a struggle or contest1
    • the agreement was a triumph for common sense1
  2. the exultation of victory1
  3. to express great joy1
  4. dwell on with satisfaction1
  5. prove superior1
  6. be ecstatic with joy1

Wiktionary: triumph

triumph
noun
  1. conclusive success; victory; conquest
verb
  1. to prevail over rivals
triumph
noun
  1. feestelijke intocht
  2. grootse overwinning of prestatie
  3. overwinning, victorie
  4. triomf
verb
  1. intr|nld de overwinning (triomf) behalen of behaald hebben, zegevieren
  2. de overwinning behalen

Cross Translation:
FromToVia
triumph triomf Triumph — großer Erfolg in einem Kampf/Krieg oder Wettkampf
triumph triomf; zege; zegepraal triomphe — antiq|fr honneur accordé chez les Romains à des général d’armée après de grandes victoires, et qui consistait à faire une entrée pompeuse et solennelle dans Rome.
triumph trots zijn; zich verhovaardigen triompher — (term, Antiquité romaine) Faire une entrée pompeux et solennelle dans Rome après quelque insigne victoire.