Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
-
trim:
- trimmen; snoeien; knippen; besnoeien; versieren; afwerken; garneren; schotels garneren; opmaken; opsmukken; scheren; bijknippen; een beetje knippen; kortwieken; haar kort laten knippen; verkorten; inkorten; korter maken; verfraaien; zich mooi maken; verluchten; optuigen; opsieren; opschikken; tooien; minimaliseren; minder maken; omboorden; kort maken; kort knippen; korten
- omzoming; oplegsel; passement; galon; boordsel
- Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor trimness (Engels) in het Nederlands
trimness:
Vertaal Matrix voor trimness:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | trim |
Synoniemen voor "trimness":
Verwante definities voor "trimness":
trimness vorm van trim:
-
to trim (prune; cut back; pare)
-
to trim (garnish; decorate; finish; adorn; dunnage; ornament; dress)
-
to trim (shave; shear; clip)
-
to trim
– cut closely 1 -
to trim (clip; crop)
-
to trim (shorten; curtail; crop; abridge; clip)
-
to trim (dress up; embellish; beautify; decorate; garnish; doll up)
verfraaien; opsmukken; zich mooi maken; verluchten; optuigen; opsieren; opschikken; tooien-
zich mooi maken werkwoord
-
to trim (reduce; minimize; scale down; crop; shorten; minimise)
minimaliseren; minder maken-
minimaliseren werkwoord (minimaliseer, minimaliseert, minimaliseerde, minimaliseerden, geminimaliseerd)
-
-
to trim (border; edge)
-
to trim (cut close; cut; skim; clip; pare)
– remove the edges from and cut down to the desired size 1kort maken; kort knippen; korten-
kort maken werkwoord (maak 't kort, maakt 't kort, maakte 't kort, maakten 't kort, 't kort gemaakt)
-
kort knippen werkwoord
-
-
to trim
– To hide parts of a file or clip without deleting them from the original source. Files and clips can be trimmed by adjusting the start or end trim point. 2
Conjugations for trim:
present
- trim
- trim
- trims
- trim
- trim
- trim
simple past
- trimmed
- trimmed
- trimmed
- trimmed
- trimmed
- trimmed
present perfect
- have trimmed
- have trimmed
- has trimmed
- have trimmed
- have trimmed
- have trimmed
past continuous
- was trimming
- were trimming
- was trimming
- were trimming
- were trimming
- were trimming
future
- shall trim
- will trim
- will trim
- shall trim
- will trim
- will trim
continuous present
- am trimming
- are trimming
- is trimming
- are trimming
- are trimming
- are trimming
subjunctive
- be trimmed
- be trimmed
- be trimmed
- be trimmed
- be trimmed
- be trimmed
diverse
- trim!
- let's trim!
- trimmed
- trimming
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor trim:
Verwante woorden van "trim":
Synoniemen voor "trim":
Verwante definities voor "trim":
Wiktionary: trim
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• trim | → afzetten; beslaan; garneren; stofferen; uitmonsteren | ↔ garnir — militaire|fr armer, munir un dispositif de défense d'éléments ou de troupes nécessaires à sa défense, à sa protection. |
• trim | → wegsnoepen | ↔ rogner — retrancher, ôter quelque chose sur les extrémités, sur les bords d’une étoffe, d’un cuir, d’un morceau de bois, etc. |
• trim | → beitelen; snerpen; snijden; hakken; houwen; kappen; slijpen; uitknippen; afhakken; afhouwen; afkappen; omhakken | ↔ tailler — couper, retrancher d’une matière, en ôter avec le marteau, le ciseau, ou tout autre instrument, ce qu’il y a de superflu, pour lui donner une certaine forme, pour la rendre propre à tel ou tel usage. |