Transformer in het Nederlands vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

transformer:
- transformator
transform:
- veranderen; wijzigen; verwisselen; afwisselen; herzien; disloqueren; verplaatsen; verschuiven; verleggen; verschikken; verzetten; roeren; vervoeren; transformeren; omschakelen van stroom; vervormen; een andere vorm geven; herscheppen; omzetten
Wiktionary:
- transformer → transformator
- transformer → transformator
- transform → omtoveren, transformeren
- transform → veranderen, vervormen, verneuken, vermaken, wisselen

Engels

Uitgebreide vertaling voor transformer (Engels) in het Nederlands

transformer:

transformer [the ~] zelfstandig naamwoord

the transformer
de transformator
- transformator [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor transformer:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
transformator	transformer
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	remoulder

Verwante woorden van "transformer":

transformers

Synoniemen voor "transformer":

electrical device

Verwante definities voor "transformer":

an electrical device by which alternating current of one voltage is changed to another voltage¹

Wiktionary: transformer

transformer

noun

elektromagnetisch toestel dat toelaat de spanning te verhogen of te verlagen in een wisselstroomnet, met behoud van de frequentie
- transformator → transformer

Cross Translation:

From	To	Via
• transformer	→ transformator	↔ transformateur — élec\|nocat=1 appareil qui modifier la forme, l’intensité, la tension de l’énergie électrique qu’il recevoir.

transformer vorm van transform:

to transform werkwoord (transforms, transformed, transforming)

to transform (alter; change; interchange; switch; vary; invent; create; make)
veranderen; wijzigen; verwisselen; afwisselen; herzien
- veranderen werkwoord (verander, verandert, veranderde, veranderden, veranderd)
- wijzigen werkwoord (wijzig, wijzigt, wijzigde, wijzigden, gewijzigd)
- verwisselen werkwoord (verwissel, verwisselt, verwisselde, verwisselden, verwisseld)
- afwisselen werkwoord (wissel af, wisselt af, wisselde af, wisselden af, afgewisseld)
- herzien werkwoord (herzie, herziet, herzag, herzagen, herzien)
to transform (remove; transfer; shift; move; dislocate; convert; resolve; reduce; trace back; simplify)
disloqueren; verplaatsen; verschuiven; verleggen; verschikken; verzetten; roeren; vervoeren
- disloqueren werkwoord (disloqueer, disloqueert, disloqueerde, disloqueerden, gedisloqueerd)
- verplaatsen werkwoord (verplaats, verplaatst, verplaatste, verplaatsten, verplaatst)
- verschuiven werkwoord (verschuif, verschuift, verschoof, verschoven, verschoven)
- verleggen werkwoord (verleg, verlegt, verlegde, verlegden, verlegd)
- verschikken werkwoord (verschik, verschikt, verschikte, verschikten, verschikt)
- verzetten werkwoord (verzet, verzette, verzetten, verzet)
- roeren werkwoord (roer, roert, roerde, roerden, geroerd)
- vervoeren werkwoord (vervoer, vervoert, vervoerde, vervoerden, vervoerd)
to transform (switch over the current)
transformeren; omschakelen van stroom
- transformeren werkwoord (transformeer, transformeert, transformeerde, transformeerden, getransformeerd)
- omschakelen van stroom werkwoord
to transform (change form; deform; disfigure)
vervormen; een andere vorm geven
- vervormen werkwoord (vervorm, vervormt, vervormde, vervormden, vervormd)
- een andere vorm geven werkwoord
to transform (regenerate)
herscheppen
- herscheppen werkwoord (herschep, herschept, herschiep, herschiepen, herschapen)
to transform (metamorphose; transmute)

– change in outward structure or looks ¹
veranderen; omzetten; herscheppen
- veranderen werkwoord (verander, verandert, veranderde, veranderden, veranderd)
- omzetten werkwoord (zet om, zette om, zetten om, omgezet)
- herscheppen werkwoord (herschep, herschept, herschiep, herschiepen, herschapen)
to transform

– In mathematics and computer graphics, to alter the position, size, or nature of an object by moving it to another location (translation), making it larger or smaller (scaling), turning it (rotation), changing its description from one type of coordinate system to another, and so on. ²
transformeren
- transformeren werkwoord (transformeer, transformeert, transformeerde, transformeerden, getransformeerd)

Conjugations for transform:

present

transform
transform
transforms
transform
transform
transform

simple past

transformed
transformed
transformed
transformed
transformed
transformed

present perfect

have transformed
have transformed
has transformed
have transformed
have transformed
have transformed

past continuous

was transforming
were transforming
was transforming
were transforming
were transforming
were transforming

future

shall transform
will transform
will transform
shall transform
will transform
will transform

continuous present

am transforming
are transforming
is transforming
are transforming
are transforming
are transforming

subjunctive

be transformed
be transformed
be transformed
be transformed
be transformed
be transformed

diverse

transform!
let's transform!
transformed
transforming

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor transform:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
veranderen		alteration; altering; amending; change; change of form; changing; conversion; modifying; mutation; reformation; remodelling; transformation; transposition
wijzigen		alteration; altering; amending; change; change of form; changing; conversion; modifying; reformation; remodelling; transformation; transposition
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afwisselen	alter; change; create; interchange; invent; make; switch; transform; vary	alternate with; differ; diverge; range; variate; vary
disloqueren	convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform	dislocate
een andere vorm geven	change form; deform; disfigure; transform
herscheppen	metamorphose; regenerate; transform; transmute
herzien	alter; change; create; interchange; invent; make; switch; transform; vary	alter; amend; better; change; correct; get better; improve; make better; modify; reform; renew; reshape; review; revise; rewrite
omschakelen van stroom	switch over the current; transform
omzetten	metamorphose; transform; transmute	convert; resolve; reverse; transpose
roeren	convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform	churn; mix; stir; touch
transformeren	switch over the current; transform	transmogrify
veranderen	alter; change; create; interchange; invent; make; metamorphose; switch; transform; transmute; vary	alter; alternate with; change; differ; diverge; modify; range; reform; reshape; rewrite; variate; vary
verleggen	convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform	move
verplaatsen	convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform	move; move over; remove; shift
verschikken	convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform
verschuiven	convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform	move; nudge; postpone; push; put off
vervoeren	convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform	carry; carry away; intoxicate; thrill; transport
vervormen	change form; deform; disfigure; transform	be corrupted; degenerate; reform; remodel; reorganise; reorganize; reshape
verwisselen	alter; change; create; interchange; invent; make; switch; transform; vary	barter; change; change for; confuse; convert; exchange; interchange; mix up; reappoint; replace; reverse; shunt; substitute; swap; switch; swop; trade; trade in; transpose
verzetten	convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform	fight back; move over; resist; struggle
wijzigen	alter; change; create; interchange; invent; make; switch; transform; vary	alter; change; modify; reform; reshape; rewrite
-	translate; transmute; transubstantiate
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	change; remodel; remould

Verwante woorden van "transform":

transforming, transformable

Synoniemen voor "transform":

Verwante definities voor "transform":

change in outward structure or looks¹
- He transformed into a monster¹
increase or decrease (an alternating current or voltage)¹
change (a bacterial cell) into a genetically distinct cell by the introduction of DNA from another cell of the same or closely related species¹
convert (one form of energy) to another¹
- transform energy to light¹
change or alter in form, appearance, or nature¹
- This experience transformed her completely¹
- She transformed the clay into a beautiful sculpture¹
change from one form or medium into another¹
subject to a mathematical transformation¹
In mathematics and computer graphics, to alter the position, size, or nature of an object by moving it to another location (translation), making it larger or smaller (scaling), turning it (rotation), changing its description from one type of coordinate system to another, and so on.²

Wiktionary: transform

transform

verb

iets een andere vorm of functie geven
- omtoveren → transform
van gedaante doen veranderen
- transformeren → transform

Cross Translation:

From	To	Via
• transform	→ veranderen	↔ umwandeln — etwas wesentlich verändern
• transform	→ vervormen; verneuken	↔ galvauder — (familier, fr) (figuré) altérer, déformer, mal employer, gâcher une chose, un avantage, une qualité.
• transform	→ veranderen; vermaken; wisselen	↔ transformer — métamorphoser, donner à une personne ou à une chose une autre forme que celle qui lui est propre ou qu’elle avait précédemment.

Verwante vertalingen van transformer

transformer station

Remove Ads

Vertaal transformer van Engels naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor transformer (Engels) in het Nederlands

transformer:

transformer [the ~] zelfstandig naamwoord

the transformer

Vertaal Matrix voor transformer:

Verwante woorden van "transformer":

Synoniemen voor "transformer":

Verwante definities voor "transformer":

Wiktionary: transformer

transformer vorm van transform:

to transform werkwoord (transforms, transformed, transforming)

to transform (alter; change; interchange; switch; vary; invent; create; make)

to transform (remove; transfer; shift; move; dislocate; convert; resolve; reduce; trace back; simplify)

to transform (switch over the current)

to transform (change form; deform; disfigure)

to transform (regenerate)

to transform (metamorphose; transmute)

to transform

Conjugations for transform:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

Vertaal Matrix voor transform:

Verwante woorden van "transform":

Synoniemen voor "transform":

Verwante definities voor "transform":

Wiktionary: transform

Verwante vertalingen van transformer