Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal transfer

Vertaal transfer van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. transfer:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor transfer:
    • overgedragen

Engels

Uitgebreide vertaling voor transfer (Engels) in het Nederlands

transfer:

transfer [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the transfer (handover; cession)
    de overdracht; de cessie; doorgifte
  2. the transfer
    de overschrijving; de overmaking; de overboeking
  3. the transfer (mutation; switch-over; change)
    de overplaatsing
  4. the transfer (switch-over; change)
    de overstap
    • overstap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. the transfer (forwarding; sending; remittance)
    de verzending
  6. the transfer (road transport; transportation; goods-traffic; )
    het transport; het vrachtvervoer; het wegvervoer; het wegtransport
  7. the transfer (switch-over)
    de verruiling
  8. the transfer (interchange station)
    overstapstation
  9. the transfer (data transfer)
    – The movement of information from one location to another, either within a computer (as from a disk drive to memory), between a computer and an external device (as between a file server and a computer on a network), or between separate computers. 1
    gegevensoverdracht
  10. the transfer
    – The act of sending the current phone call to a third person. 1
    doorverbinden
    • doorverbinden werkwoord (verbind door, verbindt door, verbond door, verbonden door, doorverbonden)

to transfer werkwoord (transfers, transferred, transferring)

  1. to transfer (remit; deposit; send)
    geld overmaken; overschrijven; overboeken; overzenden
    • geld overmaken werkwoord
    • overschrijven werkwoord (overschrijf, overschrijft, overschreef, overschreven, overschreven)
    • overboeken werkwoord (overboek, overboekt, overboekte, overboekten, overboekt)
    • overzenden werkwoord (zend over, zendt over, zond over, zonden over, overgezonden)
  2. to transfer (remove; shift; move; )
    disloqueren; verplaatsen; verschuiven; verleggen; verschikken; verzetten; roeren; vervoeren
    • disloqueren werkwoord (disloqueer, disloqueert, disloqueerde, disloqueerden, gedisloqueerd)
    • verplaatsen werkwoord (verplaats, verplaatst, verplaatste, verplaatsten, verplaatst)
    • verschuiven werkwoord (verschuif, verschuift, verschoof, verschoven, verschoven)
    • verleggen werkwoord (verleg, verlegt, verlegde, verlegden, verlegd)
    • verschikken werkwoord (verschik, verschikt, verschikte, verschikten, verschikt)
    • verzetten werkwoord (verzet, verzette, verzetten, verzet)
    • roeren werkwoord (roer, roert, roerde, roerden, geroerd)
    • vervoeren werkwoord (vervoer, vervoert, vervoerde, vervoerden, vervoerd)
  3. to transfer (relocate)
    overzetten; transponeren
    • overzetten werkwoord (zet over, zette over, zetten over, overgezet)
    • transponeren werkwoord (transponeer, transponeert, transponeerde, transponeerden, getransponeerd)
  4. to transfer (relocate; move)
    overplaatsen; standplaats veranderen
  5. to transfer (hand over)
    overdragen aan; afdragen
  6. to transfer (transpose)
    anders boeken
    • anders boeken werkwoord (boek anders, boekt anders, boekte anders, boekten anders, anders geboekt)
  7. to transfer
    – To move data from one location to another. 1
    overbrengen
    • overbrengen werkwoord (breng over, brengt over, bracht over, brachten over, overgebracht)

Conjugations for transfer:

present
  1. transfer
  2. transfer
  3. transfers
  4. transfer
  5. transfer
  6. transfer
simple past
  1. transferred
  2. transferred
  3. transferred
  4. transferred
  5. transferred
  6. transferred
present perfect
  1. have transferred
  2. have transferred
  3. has transferred
  4. have transferred
  5. have transferred
  6. have transferred
past continuous
  1. was transferring
  2. were transferring
  3. was transferring
  4. were transferring
  5. were transferring
  6. were transferring
future
  1. shall transfer
  2. will transfer
  3. will transfer
  4. shall transfer
  5. will transfer
  6. will transfer
continuous present
  1. am transferring
  2. are transferring
  3. is transferring
  4. are transferring
  5. are transferring
  6. are transferring
subjunctive
  1. be transferred
  2. be transferred
  3. be transferred
  4. be transferred
  5. be transferred
  6. be transferred
diverse
  1. transfer!
  2. let's transfer!
  5. transferred
  6. transferring
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor transfer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdragen wearing out
cessie cession; handover; transfer
doorgifte cession; handover; transfer index propagation; propagation
overboeking transfer
overbrengen splitting; tattle taling; telling of tales
overdracht cession; handover; transfer delivery; yielding
overmaking transfer
overplaatsing change; mutation; switch-over; transfer
overschrijven copying; cribbing
overschrijving transfer credit transfer
overstap change; switch-over; transfer
overstapstation interchange station; transfer
transport cargo; carrying-traffic; goods-traffic; road transport; transfer; transport; transportation transport
verruiling switch-over; transfer change; deputizing; exchange; permutation; replacement; substitute; switch; transposition
verzending forwarding; remittance; sending; transfer
vrachtvervoer cargo; carrying-traffic; goods-traffic; road transport; transfer; transport; transportation
wegtransport cargo; carrying-traffic; goods-traffic; road transport; transfer; transport; transportation
wegvervoer cargo; carrying-traffic; goods-traffic; road transport; transfer; transport; transportation road transport
- carry-over; conveyance; transfer of training; transferee; transference; transferral; transport; transportation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdragen hand over; transfer become worn; get worn out; wear out
anders boeken transfer; transpose
disloqueren convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform dislocate
doorverbinden transfer connect; forward; put through
geld overmaken deposit; remit; send; transfer
overboeken deposit; remit; send; transfer
overbrengen transfer communicate; interpret; render; transcribe; translate
overdragen aan hand over; transfer
overplaatsen move; relocate; transfer
overschrijven deposit; remit; send; transfer copy; crib; override; overtype; overwrite
overzenden deposit; remit; send; transfer beam
overzetten relocate; transfer port; translate
roeren convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform churn; mix; stir; touch
standplaats veranderen move; relocate; transfer
transponeren relocate; transfer transpose
verleggen convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform move
verplaatsen convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform move; move over; remove; shift
verschikken convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform
verschuiven convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform move; nudge; postpone; push; put off
vervoeren convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform carry; carry away; intoxicate; thrill; transport
verzetten convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform fight back; move over; resist; struggle
- change; channel; channelise; channelize; reassign; remove; shift; transmit; transplant; transport; transpose
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
doorverbinden call forwarding
gegevensoverdracht data transfer; transfer data transfer
verzending dispatch; shipment
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- decal; make over; move; transport

Verwante woorden van "transfer":


Synoniemen voor "transfer":


Verwante definities voor "transfer":

  1. the act of transfering something from one form to another2
    • the transfer of the music from record to tape suppressed much of the background noise2
  2. the act of moving something from one location to another2
  3. transferring ownership2
  4. application of a skill learned in one situation to a different but similar situation2
  5. a ticket that allows a passenger to change conveyances2
  6. someone who transfers or is transferred from one position to another2
    • the best student was a transfer from LSU2
  7. transfer from one place or period to another2
  8. send from one person or place to another2
  9. lift and reset in another soil or situation2
  10. move around2
    • transfer the packet from his trouser pockets to a pocket in his jacket2
  11. shift the position or location of, as for business, legal, educational, or military purposes2
  12. change from one vehicle or transportation line to another2
  13. cause to change ownership2
    • I transferred my stock holdings to my children2
  14. move from one place to another2
    • transfer the data2
    • transfer the patient to another hospital2
  15. transfer somebody to a different position or location of work2
  16. The movement of information from one location to another, either within a computer (as from a disk drive to memory), between a computer and an external device (as between a file server and a computer on a network), or between separate computers.1
  17. To move data from one location to another.1
  18. The act of sending the current phone call to a third person.1

Wiktionary: transfer

transfer
verb
  1. to move or pass from one place, person or thing to another
  2. -
noun
  1. -
transfer
verb
  1. geld overmaken door het uitschrijven van een giro
  2. van de ene locatie naar de andere brengen
  3. ditr|nld in handen van een andere partij geven
  4. van eigenaar veranderen
  5. laten overschrijven
  6. geld overmaken
  7. van het ene systeem naar het andere systeem brengen
noun
  1. overdracht
Cross Translation:
FromToVia
• transfer → omzetten; overbrengen; overplaatsen; verleggen; verplaatsen; bewegen; verroeren; aangrijpen; ontroeren ↔ remuer — mouvoir, déplacer.
• transfer → overplaatsen; doorschakelen; overhevelen ↔ transférer — transporter, porter quelque chose d’un lieu à un autre, faire passer d’un lieu à un autre.
• transfer → overschrijving; overdracht ↔ virement — transport d'une somme
• transfer → endosseren; gireren; wenden ↔ virer — À trier

User Translations:
Word Translation Votes
transfer overgedragen 5

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van transfer







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0570 seconde
Page rendered in 1.0 seconds