Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal tolling

Vertaal tolling van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. tolling:
  2. toll:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor tolling (Engels) in het Nederlands

tolling:

tolling [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the tolling (gossip; babble; claptrap; )
    de klap; de roddels; de roddelpraat; de roddel; de praatjes; de achterklap; het geroddel; het geklets; geklep; de klets; het geklap
    • klap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • roddels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • roddelpraat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • roddel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • praatjes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • achterklap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • geroddel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • geklets [het ~] zelfstandig naamwoord
    • geklep [znw.] zelfstandig naamwoord
    • klets [de ~] zelfstandig naamwoord
    • geklap [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. the tolling (chiming; ringing; clanging; )
    het klokgelui; het gebeier; het gelui
    • klokgelui [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gebeier [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gelui [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tolling:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achterklap babble; backbiting; blah; bunkum; clanging; claptrap; defamation; gossip; jaw; mudslinging; prattle; scandal; scandal-mongering; slander; slipslop; talk; talkee-talkee; talks; tittle-tattle; tolling; vilification; wishwash backbiting; blasphemy; defamation; gossip; mudslinging; profanity; scandal; scandal-mongering; slander; small talk; tittle-tattle; vilification
gebeier bell-ringing; bell-sounding; bell-tolling; chiming; clanging; ringing; tolling
geklap babble; backbiting; blah; bunkum; clanging; claptrap; defamation; gossip; jaw; mudslinging; prattle; scandal; scandal-mongering; slander; slipslop; talk; talkee-talkee; talks; tittle-tattle; tolling; vilification; wishwash
geklep babble; backbiting; blah; bunkum; clanging; claptrap; defamation; gossip; jaw; mudslinging; prattle; scandal; scandal-mongering; slander; slipslop; talk; talkee-talkee; talks; tittle-tattle; tolling; vilification; wishwash
geklets babble; backbiting; blah; bunkum; clanging; claptrap; defamation; gossip; jaw; mudslinging; prattle; scandal; scandal-mongering; slander; slipslop; talk; talkee-talkee; talks; tittle-tattle; tolling; vilification; wishwash babble; balderdash; baloney; bull; burble; cackling; chatter; claptrap; drivel; empty talk; gabble; gibberish; hot air; jabber; jaw; piffle; prattle; rot; rubbish; twaddle; waffle; yacking
gelui bell-ringing; bell-sounding; bell-tolling; chiming; clanging; ringing; tolling
geroddel babble; backbiting; blah; bunkum; clanging; claptrap; defamation; gossip; jaw; mudslinging; prattle; scandal; scandal-mongering; slander; slipslop; talk; talkee-talkee; talks; tittle-tattle; tolling; vilification; wishwash backbiting; blasphemy; defamation; gossip; mudslinging; profanity; scandal; scandal-mongering; slander; small talk; tittle-tattle; vilification
klap babble; backbiting; blah; bunkum; clanging; claptrap; defamation; gossip; jaw; mudslinging; prattle; scandal; scandal-mongering; slander; slipslop; talk; talkee-talkee; talks; tittle-tattle; tolling; vilification; wishwash bang; blast; blow; boom; bump; clout; crash; jab; knock; nudge; punch; slap; smack; talking; thud; thump; wallop; whopper
klets babble; backbiting; blah; bunkum; clanging; claptrap; defamation; gossip; jaw; mudslinging; prattle; scandal; scandal-mongering; slander; slipslop; talk; talkee-talkee; talks; tittle-tattle; tolling; vilification; wishwash baloney; folly; humbug; nonsense; piffle; rubbish; tattle; twaddle
klokgelui bell-ringing; bell-sounding; bell-tolling; chiming; clanging; ringing; tolling
praatjes babble; backbiting; blah; bunkum; clanging; claptrap; defamation; gossip; jaw; mudslinging; prattle; scandal; scandal-mongering; slander; slipslop; talk; talkee-talkee; talks; tittle-tattle; tolling; vilification; wishwash braggart; chats; small talk; swaggerer
roddel babble; backbiting; blah; bunkum; clanging; claptrap; defamation; gossip; jaw; mudslinging; prattle; scandal; scandal-mongering; slander; slipslop; talk; talkee-talkee; talks; tittle-tattle; tolling; vilification; wishwash backbiting; blasphemy; defamation; gossip; mudslinging; profanity; scandal; scandal-mongering; slander; small talk; tittle-tattle; vilification
roddelpraat babble; backbiting; blah; bunkum; clanging; claptrap; defamation; gossip; jaw; mudslinging; prattle; scandal; scandal-mongering; slander; slipslop; talk; talkee-talkee; talks; tittle-tattle; tolling; vilification; wishwash backbiting; blasphemy; defamation; gossip; mudslinging; profanity; scandal; scandal-mongering; slander; small talk; tittle-tattle; vilification
roddels babble; backbiting; blah; bunkum; clanging; claptrap; defamation; gossip; jaw; mudslinging; prattle; scandal; scandal-mongering; slander; slipslop; talk; talkee-talkee; talks; tittle-tattle; tolling; vilification; wishwash
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- toll

Verwante woorden van "tolling":


toll:

to toll werkwoord (tolls, tolled, tolling)

  1. to toll (sound)
    – ring slowly 1
    klokluiden
    luiden
    – een helder klinkend geluid laten horen 2
    • luiden werkwoord (luid, luidt, luidde, luidden, geluid)
      • de klok luidt2

Conjugations for toll:

present
  1. toll
  2. toll
  3. tolls
  4. toll
  5. toll
  6. toll
simple past
  1. tolled
  2. tolled
  3. tolled
  4. tolled
  5. tolled
  6. tolled
present perfect
  1. have tolled
  2. have tolled
  3. has tolled
  4. have tolled
  5. have tolled
  6. have tolled
past continuous
  1. was tolling
  2. were tolling
  3. was tolling
  4. were tolling
  5. were tolling
  6. were tolling
future
  1. shall toll
  2. will toll
  3. will toll
  4. shall toll
  5. will toll
  6. will toll
continuous present
  1. am tolling
  2. are tolling
  3. is tolling
  4. are tolling
  5. are tolling
  6. are tolling
subjunctive
  1. be tolled
  2. be tolled
  3. be tolled
  4. be tolled
  5. be tolled
  6. be tolled
diverse
  1. toll!
  2. let's toll!
  5. tolled
  6. tolling
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

toll [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the toll
    – a fee levied for the use of roads or bridges (used for maintenance) 1
    het tolgeld
    • tolgeld [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. the toll
    – a fee levied for the use of roads or bridges (used for maintenance) 1
    de tol
    • tol [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

toll bijvoeglijk naamwoord

  1. toll
    – The toll phone number for the conferencing service. In the Options dialog box, on the Account tab, this is one of the conferencing information settings needed for a user to join a conference. 3
    niet-gratis

Vertaal Matrix voor toll:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tol toll road tax
tolgeld toll
- bell; cost; price
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klokluiden sound; toll
luiden sound; toll brush against; bump against; call; chime; give a sound; ring; sound; tinkle
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
niet-gratis toll
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- tolling

Verwante woorden van "toll":


Synoniemen voor "toll":


Verwante definities voor "toll":

  1. value measured by what must be given or done or undergone to obtain something1
  2. the sound of a bell being struck1
    • she heard the distant toll of church bells1
  3. a fee levied for the use of roads or bridges (used for maintenance)1
  4. ring slowly1
    • For whom the bell tolls1
  5. charge a fee for using1
  6. The toll phone number for the conferencing service. In the Options dialog box, on the Account tab, this is one of the conferencing information settings needed for a user to join a conference.3

Wiktionary: toll

toll
noun
  1. fee for using roads and bridges
  2. loss or damage
verb
  1. to make the noise of a bell
toll
verb
  1. het voorbrengen van geluid door ergens op te slaan
noun
  1. plaats waar men slechts tegen betaling mag passeren
  2. geld dat men bij een tol geheven wordt
Cross Translation:
FromToVia
• toll → belasting; taks; recht ↔ impôt — charge public, droit imposer sur certaines choses.
• toll → bellen; aanbellen; luiden; schellen; aflopen; beieren; galmen; kleppen; schalmen; overgaan; gaan; klinken; slaan ↔ sonner — rendre un son.
• toll → belasting; recht ↔ taxe — (vieilli) fixation faite officiellement du prix des denrées, des frais de justice, du port des lettres, etc.
• toll → kletteren; klingelen; rinkelen; tingelen; aflopen; beieren; galmen; kleppen; luiden; schalmen; overgaan ↔ tinter — faire sonner lentement une cloche, en sorte que le battant ne frapper que d’un côté.

Verwante vertalingen van tolling







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0472 seconde
Page rendered in 1.0 seconds