Engels

Uitgebreide vertaling voor tinkering (Engels) in het Nederlands

tinkering:

tinkering [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the tinkering (fiddling; pottering; niggling)
    knutselen; het knutselwerk; het geknutsel; de knutselarij
  2. the tinkering (bungling; fiddling)
    het gebroddel; het geklungel

Vertaal Matrix voor tinkering:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gebroddel bungling; fiddling; tinkering
geklungel bungling; fiddling; tinkering
geknutsel fiddling; niggling; pottering; tinkering
knutselarij fiddling; niggling; pottering; tinkering
knutselen fiddling; niggling; pottering; tinkering
knutselwerk fiddling; niggling; pottering; tinkering botch job; bungle; bungling; bungling work; shoddy work
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knutselen mess around; potter; tinker

Verwante woorden van "tinkering":


Wiktionary: tinkering


Cross Translation:
FromToVia
tinkering doe-het-zelf bricolageactivité manuelle visant à réparer, ou fabriquer des petits objets.

tinker:

to tinker werkwoord (tinkers, tinkered, tinkering)

  1. to tinker
    knutselen; sleutelen
    • knutselen werkwoord (knutsel, knutselt, knutselde, knutselden, geknutseld)
    • sleutelen werkwoord (sleutel, sleutelt, sleutelde, sleutelden, gesleuteld)
  2. to tinker (potter; mess around)
    knutselen; fröbelen; prutsen
    • knutselen werkwoord (knutsel, knutselt, knutselde, knutselden, geknutseld)
    • fröbelen werkwoord (fröbel, fröbelt, fröbelde, fröbelden, gefröbeld)
    • prutsen werkwoord (pruts, prutst, prutste, prutsten, geprutst)
  3. to tinker (bungle)
    verwarren; haspelen; tot een warboel maken
  4. to tinker (bungle)
    verprutsen
    • verprutsen werkwoord (verpruts, verprutst, verprutste, verprutsten, verprutst)
  5. to tinker (mess about; muddle; muddle on)
    prutsen; aanmodderen; rommelen
    • prutsen werkwoord (pruts, prutst, prutste, prutsten, geprutst)
    • aanmodderen werkwoord
    • rommelen werkwoord (rommel, rommelt, rommelde, rommelden, gerommeld)

Conjugations for tinker:

present
  1. tinker
  2. tinker
  3. tinkers
  4. tinker
  5. tinker
  6. tinker
simple past
  1. tinkered
  2. tinkered
  3. tinkered
  4. tinkered
  5. tinkered
  6. tinkered
present perfect
  1. have tinkered
  2. have tinkered
  3. has tinkered
  4. have tinkered
  5. have tinkered
  6. have tinkered
past continuous
  1. was tinkering
  2. were tinkering
  3. was tinkering
  4. were tinkering
  5. were tinkering
  6. were tinkering
future
  1. shall tinker
  2. will tinker
  3. will tinker
  4. shall tinker
  5. will tinker
  6. will tinker
continuous present
  1. am tinkering
  2. are tinkering
  3. is tinkering
  4. are tinkering
  5. are tinkering
  6. are tinkering
subjunctive
  1. be tinkered
  2. be tinkered
  3. be tinkered
  4. be tinkered
  5. be tinkered
  6. be tinkered
diverse
  1. tinker!
  2. let's tinker!
  3. tinkered
  4. tinkering
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

tinker [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the tinker
    de ketellapper

Vertaal Matrix voor tinker:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ketellapper tinker
knutselen fiddling; niggling; pottering; tinkering
- Scomber japonicus; chub mackerel; tinkerer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmodderen mess about; muddle; muddle on; tinker
fröbelen mess around; potter; tinker
haspelen bungle; tinker reel; reel in; wind; wind up
knutselen mess around; potter; tinker
prutsen mess about; mess around; muddle; muddle on; potter; tinker botch; bungle
rommelen mess about; muddle; muddle on; tinker grope about; rummage about; rummage around
sleutelen tinker
tot een warboel maken bungle; tinker
verprutsen bungle; tinker
verwarren bungle; tinker unnerve someone; unsettle someone; upset someone
- fiddle; mess around; monkey; monkey around; muck about; muck around; potter; putter

Verwante woorden van "tinker":


Synoniemen voor "tinker":


Verwante definities voor "tinker":

  1. small mackerel found nearly worldwide1
  2. formerly a person (traditionally a Gypsy) who traveled from place to place mending pots and kettles and other metal utensils as a way to earn a living1
  3. a person who enjoys fixing and experimenting with machines and their parts1
  4. try to fix or mend1
    • Can you tinker with the T.V. set--it's not working right1
  5. do random, unplanned work or activities or spend time idly1
  6. work as a tinker or tinkerer1

Wiktionary: tinker

tinker
noun
  1. beroep|nld handwerksman die ketels herstelde, vooral rondreizend koperslager
verb
  1. zelf voorwerpen uit liefhebberij vervaardigen met gebruik van gereedschap als hamer, zaag en schaaf

Cross Translation:
FromToVia
tinker ketellapper Kesselflicker — va.|: Handwerker, der Kessel repariert und flickt