Engels

Uitgebreide vertaling voor tin (Engels) in het Nederlands

tin:

tin [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the tin (metal)
    het metaal; het tin; de blik
    • metaal [het ~] zelfstandig naamwoord
    • tin [het ~] zelfstandig naamwoord
    • blik [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the tin (can)
    het conservenblik; de blik
  3. the tin (storage can; canister; can; )
    de blik; de bus; het blikje; opbergblik; de trommel
    • blik [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bus [de ~] zelfstandig naamwoord
    • blikje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • opbergblik [znw.] zelfstandig naamwoord
    • trommel [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. the tin
    het tin
    • tin [het ~] zelfstandig naamwoord

to tin werkwoord (tins, tinned, tinning)

  1. to tin
    vertinnen
    • vertinnen werkwoord (vertin, vertint, vertinde, vertinden, vertind)
  2. to tin (can; preserve; keep)
    inmaken; inblikken; in blik conserveren
    • inmaken werkwoord (maak in, maakt in, maakte in, maakten in, ingemaakt)
    • inblikken werkwoord (blik in, blikt in, blikte in, blikten in, ingeblikt)
  3. to tin (bottle; can)
    inmaken; wecken
    • inmaken werkwoord (maak in, maakt in, maakte in, maakten in, ingemaakt)
    • wecken werkwoord (weck, weckt, weckte, weckten, geweckt)

Conjugations for tin:

present
  1. tin
  2. tin
  3. tins
  4. tin
  5. tin
  6. tin
simple past
  1. tinned
  2. tinned
  3. tinned
  4. tinned
  5. tinned
  6. tinned
present perfect
  1. have tinned
  2. have tinned
  3. has tinned
  4. have tinned
  5. have tinned
  6. have tinned
past continuous
  1. was tinning
  2. were tinning
  3. was tinning
  4. were tinning
  5. were tinning
  6. were tinning
future
  1. shall tin
  2. will tin
  3. will tin
  4. shall tin
  5. will tin
  6. will tin
continuous present
  1. am tinning
  2. are tinning
  3. is tinning
  4. are tinning
  5. are tinning
  6. are tinning
subjunctive
  1. be tinned
  2. be tinned
  3. be tinned
  4. be tinned
  5. be tinned
  6. be tinned
diverse
  1. tin!
  2. let's tin!
  3. tinned
  4. tinning
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

tin bijvoeglijk naamwoord

  1. tin (pewter)
    tinnen
    • tinnen bijvoeglijk naamwoord

tin

  1. tin (tin-plate; can)
    het dun metaal; het blik
    • dun metaal [het ~] zelfstandig naamwoord
    • blik [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tin:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blik bin; box; can; canister; container; little can; little drum; metal; storage can; tin; tin-plate glance
blikje bin; box; can; canister; container; little can; little drum; storage can; tin little can
bus bin; box; can; canister; container; little can; little drum; storage can; tin bus; coach; motor-bus; sightseeing coach; tour bus; touringcar
conservenblik can; tin
dun metaal can; tin; tin-plate
metaal metal; tin metals
opbergblik bin; box; can; canister; container; little can; little drum; storage can; tin
tin metal; tin
trommel bin; box; can; canister; container; little can; little drum; storage can; tin drum
- Sn; atomic number 50; can; canister; cannister; tin can
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in blik conserveren can; keep; preserve; tin
inblikken can; keep; preserve; tin
inmaken bottle; can; keep; preserve; tin do in; outclass by far; pickle; salt; souse
vertinnen tin
wecken bottle; can; tin
- can; put up
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tinnen pewter; tin
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
blikje lip
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- can; canister
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
metaal metal; metallic

Verwante woorden van "tin":


Synoniemen voor "tin":


Verwante definities voor "tin":

  1. airtight sealed metal container for food or drink or paint etc.1
  2. metal container for storing dry foods such as tea or flour1
  3. a vessel (box, can, pan, etc.) made of tinplate and used mainly in baking1
  4. a silvery malleable metallic element that resists corrosion; used in many alloys and to coat other metals to prevent corrosion; obtained chiefly from cassiterite where it occurs as tin oxide1
  5. prepare (a metal) for soldering or brazing by applying a thin layer of solder to the surface1
  6. preserve in a can or tin1
    • tinned foods are not very tasty1
  7. plate with tin1

Wiktionary: tin

tin
noun
  1. element
  2. airtight container
  3. metal pan
adjective
  1. made of tin
verb
  1. to place into a tin in order to preserve
  2. to cover with tin
  3. to coat with solder
tin
noun
  1. een cilindervormig afgesloten blikken vaatje
  2. scheikundig element
verb
  1. een voorwerp bedekken met een dun laagje tin

Cross Translation:
FromToVia
tin blik BüchseBehälter, meist aus Blech
tin blik Büchse — (umgangssprachlich) Konservendose
tin conservenblik Konservenbüchse — zylinderförmiger Behälter aus Metallblech zur langfristigen Aufbewahrung von Lebensmitteln
tin conservenblik Konservendose — runder Behälter zur langfristigen Aufbewahrung von Lebensmitteln
tin tin ZinnChemie: chemisches Element der Ordnungszahl 50; silberweißes, leicht formbares Metall
tin conservenblik; blik blik — een cilindervormig afgesloten blikken vaatje
tin doos; bak; etui; foedraal; koker; korf; pot; zak; vat; kist; fles; krat; emmer; kruik; urn; kuip; teil; tobbe baquet — Petit cuvier de bois qui a les bords assez bas.
tin blikje canette — Boîte de boisson
tin doos; slof; cassette coffret — Petit coffre.
tin blik; dunne metaalplaat fer-blanctôle de fer recouvrir d’étain pour protéger de la rouille avec laquelle on fabrique des ustensiles courants, les boîtes de conserve, etc.
tin tin étain — Métal

Verwante vertalingen van tin