Engels

Uitgebreide vertaling voor thrust (Engels) in het Nederlands

thrust:

thrust [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the thrust (nudge; push; shove; )
    de stoot; de zet; de por; het duwtje; de duw; het stootje
    • stoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • por [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • duwtje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • duw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • stootje [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. the thrust
    de stuwdruk
    • stuwdruk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor thrust:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
duw blow; buffer; bump; bumper; jab; nudge; punch; push; shove; thrust
duwtje blow; buffer; bump; bumper; jab; nudge; punch; push; shove; thrust
por blow; buffer; bump; bumper; jab; nudge; punch; push; shove; thrust
stoot blow; buffer; bump; bumper; jab; nudge; punch; push; shove; thrust blow; clout; jab; nudge; punch; shake; slap; smack; wallop; whopper
stootje blow; buffer; bump; bumper; jab; nudge; punch; push; shove; thrust
stuwdruk thrust
zet blow; buffer; bump; bumper; jab; nudge; punch; push; shove; thrust chess move; move; move at chess
- drive; driving force; jab; jabbing; knife thrust; poke; poking; push; stab; thrusting
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- force; hurl; hurtle; lunge; pierce; push up; shove; squeeze; stuff; throw

Verwante woorden van "thrust":

  • thrusts

Synoniemen voor "thrust":


Verwante definities voor "thrust":

  1. the act of applying force to propel something1
  2. a sharp hand gesture (resembling a blow)1
  3. a strong blow with a knife or other sharp pointed instrument1
  4. verbal criticism1
    • he enlivened his editorials with barbed thrusts at politicians1
  5. the force used in pushing1
    • the thrust of the jet engines1
  6. impose urgently, importunately, or inexorably1
  7. penetrate or cut through with a sharp instrument1
  8. place or put with great energy1
    • thrust the money in the hands of the beggar1
  9. push forcefully1
    • He thrust his chin forward1
  10. make a thrusting forward movement1
  11. press or force1
    • She thrust the letter into his hand1
  12. push upward1
    • The front of the trains that had collided head-on thrust up into the air1
  13. force (molten rock) into pre-existing rock1

Wiktionary: thrust

thrust
noun
  1. an attack with a sword
verb
  1. make an advance with force
thrust
verb
  1. met een korte snelle beweging (weg)duwen

Cross Translation:
FromToVia
thrust forceren; opdringen contraindreobliger quelqu’un par force, par violence ou par quelque grave considération, à faire quelque chose contre son gré.
thrust forceren; opdringen; aandoen; aantrekken; opleggen; opbrengen; aanbrengen; aanslaan; belasten; belasting heffen op; veraccijnzen; dwingen; noodzaken; verplichten; zich opdringen imposer — Traductions à trier suivant le sens
thrust douwen; dringen; duwen; stoten; aanduwen; drijven; aandrijven; opjagen; voortdrijven pousser — Faire pression contre quelqu’un ou contre quelque chose, pour le déplacer ou l’ôter de sa place.
thrust richting; stemming; strekking; stroming; tendentie; tendens; trend tendance — Action, force par laquelle un corps tend à se mouvoir d’un côté.

Verwante vertalingen van thrust