Engels

Uitgebreide vertaling voor swelling (Engels) in het Nederlands

swelling:

swelling [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the swelling (rising)
    het wassen; zwellen
    • wassen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zwellen [znw.] zelfstandig naamwoord
  2. the swelling (swollen spot)
    de opzetting; opgezwollen plek; de zwelling
  3. the swelling (hump; lump)
    de bobbel; de knobbel; de bult; de buil
    • bobbel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • knobbel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bult [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • buil [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. the swelling (lump; curving; bruise; rounding; swollen spot)
    bolling; de steenpuist; de bobbel; de bult; opgezwollen plek; de dikte; de zwelling; de buil
    • bolling [znw.] zelfstandig naamwoord
    • steenpuist [de ~] zelfstandig naamwoord
    • bobbel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bult [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • opgezwollen plek [znw.] zelfstandig naamwoord
    • dikte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • zwelling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • buil [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. the swelling (lump; swollen spot)
    bolling; de bobbel; de pukkel; de opzetting; de bult; de buil; opgezwollen plek; de zwelling
    • bolling [znw.] zelfstandig naamwoord
    • bobbel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • pukkel [de ~] zelfstandig naamwoord
    • opzetting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • bult [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • buil [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • opgezwollen plek [znw.] zelfstandig naamwoord
    • zwelling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  6. the swelling (bruise; lump; bump)
    de kwetsuur; het letsel
    • kwetsuur [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • letsel [het ~] zelfstandig naamwoord
  7. the swelling (expanding; arising; rising; )
    de aangroei; uitdijen; de uitdijing; de aanwas
    • aangroei [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • uitdijen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • uitdijing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • aanwas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor swelling:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangroei arising; emerging; expanding; growing; increasing; rising; swelling expansion; growth; increase; rise
aanwas arising; emerging; expanding; growing; increasing; rising; swelling accretion; addition; expansion; growth; increase; rise
bobbel bruise; curving; hump; lump; rounding; swelling; swollen spot bulging; bump; knob; obstacle
bolling bruise; curving; lump; rounding; swelling; swollen spot curving; rounding
buil bruise; curving; hump; lump; rounding; swelling; swollen spot bruise; contusion
bult bruise; curving; hump; lump; rounding; swelling; swollen spot bruise; contusion; height; hill; hump; rise; swell
dikte bruise; curving; lump; rounding; swelling; swollen spot corpulency
knobbel hump; lump; swelling ability; aptitude; capacity; gift; growth; ingenuity; knob; natural ability; talent; tumor; tumour
kwetsuur bruise; bump; lump; swelling hurt; injury; wound
letsel bruise; bump; lump; swelling bruise; contusion; injury
opgezwollen plek bruise; curving; lump; rounding; swelling; swollen spot
opzetting lump; swelling; swollen spot
pukkel lump; swelling; swollen spot blotch; pimple; spot; zit
steenpuist bruise; curving; lump; rounding; swelling; swollen spot blotch; boil; furuncle; pimple; zit
uitdijen arising; emerging; expanding; growing; increasing; rising; swelling
uitdijing arising; emerging; expanding; growing; increasing; rising; swelling
wassen rising; swelling cleaning; cleansing; purification; washing
zwellen rising; swelling
zwelling bruise; curving; lump; rounding; swelling; swollen spot
- intumescence; intumescency; lump; puffiness
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitdijen add; add on to; build out; expand; extend; grow; swell; widen
wassen clean; flush away; grow; prosper; purify; rinse out; thrive; wash
zwellen bulge; swell up
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
wassen waxen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- enlargement

Verwante woorden van "swelling":


Synoniemen voor "swelling":


Verwante definities voor "swelling":

  1. the increase in volume of certain substances when they are heated (often accompanied by release of water)1
  2. an abnormal protuberance or localized enlargement1

Wiktionary: swelling


Cross Translation:
FromToVia
swelling bult; opzwelling; bochel; knobbel; knoest; knol bosseenflure, tumeur sur une région osseuse, causer par un choc ou une contusion.

swell:

swell bijvoeglijk naamwoord

  1. swell (grandiose; grand)
    uitstekend; groots; geweldig; fantastisch; schitterend; voortreffelijk; magnifiek; grandioos; uitnemend
  2. swell (natty; spick and span; top-notch; )
    gelikt; piekfijn; picobello; tiptop

to swell werkwoord (swells, swelled, swelling)

  1. to swell (expand; extend; build out; )
    uitbreiden; expanderen; verruimen; vermeerderen; verwijden; uitbouwen; verbreiden; uitdijen; openen
    • uitbreiden werkwoord (breid uit, breidt uit, breidde uit, breidden uit, uitgebreid)
    • expanderen werkwoord
    • verruimen werkwoord (verruim, verruimt, verruimde, verruimden, verruimd)
    • vermeerderen werkwoord (vermeerder, vermeerdert, vermeerderde, vermeerderden, vermeerd)
    • verwijden werkwoord (verwijd, verwijdt, verwijdde, verwijdden, verwijd)
    • uitbouwen werkwoord (bouw uit, bouwt uit, bouwde uit, bouwden uit, uit gebouwd)
    • verbreiden werkwoord (verbreid, verbreidt, verbreidde, verbreidden, verbreid)
    • uitdijen werkwoord (dij uit, dijt uit, dijde uit, dijden uit, uitgedijd)
    • openen werkwoord (open, opent, opende, openden, geopend)
  2. to swell (expand)
    opzwellen; uitdijen; dik worden
    • opzwellen werkwoord (zwel op, zwelt op, zwol op, zwollen op, opgezwollen)
    • uitdijen werkwoord (dij uit, dijt uit, dijde uit, dijden uit, uitgedijd)
    • dik worden werkwoord (word dik, wordt dik, werd dik, werden dik, dik geworden)
  3. to swell (expand; grow)
    uitdijen; uitzwellen
    • uitdijen werkwoord (dij uit, dijt uit, dijde uit, dijden uit, uitgedijd)
    • uitzwellen werkwoord

Conjugations for swell:

present
  1. swell
  2. swell
  3. swells
  4. swell
  5. swell
  6. swell
simple past
  1. swelled
  2. swelled
  3. swelled
  4. swelled
  5. swelled
  6. swelled
present perfect
  1. have swelled
  2. have swelled
  3. has swelled
  4. have swelled
  5. have swelled
  6. have swelled
past continuous
  1. was swelling
  2. were swelling
  3. was swelling
  4. were swelling
  5. were swelling
  6. were swelling
future
  1. shall swell
  2. will swell
  3. will swell
  4. shall swell
  5. will swell
  6. will swell
continuous present
  1. am swelling
  2. are swelling
  3. is swelling
  4. are swelling
  5. are swelling
  6. are swelling
subjunctive
  1. be swelled
  2. be swelled
  3. be swelled
  4. be swelled
  5. be swelled
  6. be swelled
diverse
  1. swell!
  2. let's swell!
  3. swelled
  4. swelling
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

swell [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the swell (hill; height; rise)
    de heuvel; de bult
    • heuvel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bult [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the swell (oscillation; swinging; sea)
    de zeegang; de wiegeling; de deining; de schommeling
    • zeegang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • wiegeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • deining [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • schommeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. the swell (backwash)
    de deining; op en neer bewegen
  4. the swell (toff)
    de banjer
    • banjer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor swell:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
banjer swell; toff
bult height; hill; rise; swell bruise; contusion; curving; hump; lump; rounding; swelling; swollen spot
deining backwash; oscillation; sea; swell; swinging ado; commotion; fuss; song and dance; to-do
heuvel height; hill; rise; swell
op en neer bewegen backwash; swell
schommeling oscillation; sea; swell; swinging
uitdijen arising; emerging; expanding; growing; increasing; rising; swelling
wiegeling oscillation; sea; swell; swinging
zeegang oscillation; sea; swell; swinging
- beau; clotheshorse; crestless wave; dandy; dude; fashion plate; fop; gallant; sheik
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dik worden expand; swell
expanderen add; add on to; build out; expand; extend; swell; widen
op en neer bewegen move up and down
openen add; add on to; build out; expand; extend; swell; widen bring up; broach; broach a subject; cut into; introduce; make public; open; open up; publish; put forward; put on the table; release; start; turn on; uncover; unlock; unscrew
opzwellen expand; swell bulge; swell up
uitbouwen add; add on to; build out; expand; extend; swell; widen add; add new buildings; add on to; build; build out; expand; extend
uitbreiden add; add on to; build out; expand; extend; swell; widen enlarge; expand; extend; increase; increase in number
uitdijen add; add on to; build out; expand; extend; grow; swell; widen
uitzwellen expand; grow; swell
verbreiden add; add on to; build out; expand; extend; swell; widen cast around; disperse; make generally known; scatter; sow; spread; sprinkle; strew about; toss about
vermeerderen add; add on to; build out; expand; extend; swell; widen add to; arise; ascent; enlarge; expand; extend; grow; increase; increase in number; rise
verruimen add; add on to; build out; expand; extend; swell; widen
verwijden add; add on to; build out; expand; extend; swell; widen broaden; spread; widen
- intumesce; puff up; swell up; tumefy; tumesce; well; well up
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fantastisch grand; grandiose; swell excellent; extraordinary; fabulous; fancied; fantastic; fictitious; first-rate; formidable; grand; great; illusive; illusory; imaginary; marvellous; marvelous; mighty; phenomenal; powerful; prodigious; smashing; splendid; terrific; top-notch; tremendous
gelikt first-class; first-rate; natty; posh; slick; smart; spick and span; swell; tip-top; top-notch licked; polished; slick
geweldig grand; grandiose; swell enormous; excellent; extraordinary; fabulous; fantastic; first-rate; formidable; grand; great; immense; marvellous; marvelous; mighty; phenomenal; powerful; prodigious; smashing; splendid; terrific; top-notch; tremendous
grandioos grand; grandiose; swell
groots grand; grandiose; swell ambitious; at large extent; big; comprehensive; enormous; excellent; extraordinary; fabulous; fantastic; first-rate; generous; glorious; grand; grandiose; great; haughty; imposing; impressive; lofty; magnanimous; magnificent; marvellous; marvelous; noble; phenomenal; prodigious; proud; smashing; splendid; tall; terrific; top-notch; tremendous; vast; vigorous
magnifiek grand; grandiose; swell brilliant; dazzling; delightful; exquisite; fanciful; glittering; glorious; great; magnificent; marvellous; marvelous; splendid; wonderful
piekfijn first-class; first-rate; natty; posh; slick; smart; spick and span; swell; tip-top; top-notch
schitterend grand; grandiose; swell beautiful; blinding; brilliant; cool; dazzling; delightful; exquisite; fanciful; fantastic; glistening; glittering; glorious; great; magnificent; marvellous; marvelous; outrageous; shiny; sparkling; splendid; super; wonderful
tiptop first-class; first-rate; natty; posh; slick; smart; spick and span; swell; tip-top; top-notch
uitnemend grand; grandiose; swell choice; excellent; first-rate; great; perfect; sublime; superb; terrific; tiptop
uitstekend grand; grandiose; swell choice; consummate; excellent; exemplary; first-class; first-rate; great; magnificent; matchless; peerless; perfect; splendid; sublime; superb; terrific; tiptop; top-class; tops; unequaled; unequalled; unheard; unmatched; unparalleled; unprecedented; unrivaled; unrivalled; unsurpassed; wonderful
voortreffelijk grand; grandiose; swell choice; consummate; excellent; first-rate; great; magnificent; perfect; splendid; sublime; superb; terrific; tiptop; wonderful
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
fantastisch super; swell
super super; swell
supergaaf super; swell
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- become swollen; heave of the sea; roar; sough
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
picobello first-class; first-rate; natty; posh; slick; smart; spick and span; swell; tip-top; top-notch

Verwante woorden van "swell":


Synoniemen voor "swell":


Verwante definities voor "swell":

  1. a crescendo followed by a decrescendo1
  2. the undulating movement of the surface of the open sea1
  3. a rounded elevation (especially one on an ocean floor)1
  4. a man who is much concerned with his dress and appearance1
  5. expand abnormally1
    • The bellies of the starving children are swelling1
  6. cause to become swollen1
    • The water swells the wood1
  7. increase in size, magnitude, number, or intensity1
    • The music swelled to a crescendo1
  8. come up, as of a liquid1
  9. become filled with pride, arrogance, or anger1
    • The mother was swelling with importance when she spoke of her son1
  10. come up (as of feelings and thoughts, or other ephemeral things)1
    • Smoke swelled from it1

Wiktionary: swell

swell
verb
  1. intransitive: to become bigger, especially due to being engorged
adjective
  1. excellent
noun
  1. series of waves
swell
verb
  1. in volume toenemen
  2. dikker worden
noun
  1. de deining van de zee

Cross Translation:
FromToVia
swell zeegang Seegang — durch Wind erzeugte, unruhige, wellige Wasseroberfläche auf dem Meer
swell opblazen; doen zwellen gonfler — Augmenter de volume, faire saillir.
swell vol zijn gonfler — Remplir le cœur.
swell opzetten; rijzen; uitdijen; zwellen gonfler — Enfler.