Engels

Uitgebreide vertaling voor stupor (Engels) in het Nederlands

stupor:

stupor [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the stupor (anaesthetic; narcosis; drugging; anesthetic)
    de verdoving; de narcose
    • verdoving [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • narcose [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. the stupor (emotionlessness; numbness)
    de meedogenloosheid; de ongevoeligheid; de gevoelloosheid; emotieloosheid
  3. the stupor (numbness)
    verdoofdheid; de gevoelloosheid

Vertaal Matrix voor stupor:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
emotieloosheid emotionlessness; numbness; stupor
gevoelloosheid emotionlessness; numbness; stupor callousness; indifference; insensibility; insensitivity; numbness
meedogenloosheid emotionlessness; numbness; stupor
narcose anaesthetic; anesthetic; drugging; narcosis; stupor
ongevoeligheid emotionlessness; numbness; stupor callousness; indifference; insensibility; insensitivity; numbness
verdoofdheid numbness; stupor
verdoving anaesthetic; anesthetic; drugging; narcosis; stupor anaesthetic; anesthetic
- daze; grogginess; semiconsciousness; shock; stupefaction

Verwante woorden van "stupor":

  • stupors

Synoniemen voor "stupor":


Verwante definities voor "stupor":

  1. marginal consciousness1
    • someone stole his wallet while he was in a drunken stupor1
  2. the feeling of distress and disbelief that you have when something bad happens accidentally1

Wiktionary: stupor

stupor
noun
  1. a state of reduced consciousness or sensibility
stupor
noun
  1. verminderd bewustzijn

Cross Translation:
FromToVia
stupor stupor; consternatie; ontsteltenis; verbijstering; verslagenheid stupeur — médecine|fr trouble organique et mental, caractérisé par la suspension complète de toute activité mentale et extérieure.
stupor stupor; consternatie; ontsteltenis; verbijstering; verslagenheid stupéfactionétonnement profond qui produire la stupeur.