Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- striking:
-
strike:
- opvallen; staking; werkstaking; aanboren; staken; gestaak; werkonderbreking
- treffen; ontroeren; raken; beroeren; wrijven; poetsen; oppoetsen; opblinken; opwrijven; slaan; een klap geven; grijpen; toeslaan; frapperen; staken; in staking gaan; werkonderbreken; het werk neerleggen als protest; aansteken; ontsteken; vuur maken; doen branden; in staking zijn
-
Wiktionary:
- striking → opvallend, treffend
- striking → voyant, opzichtig, opvallend, frappant, verbluffend, merkwaardig, opmerkelijk, op de voorgrond tredend, prominent, uitstekend, vooruitstekend
- strike → doorstrepen, uitwissen, wissen, slaan, treffen, staken, de vlag strijken, schijnen, opvallen, schrappen, strijken
- strike → staking
- strike → staken, binnengaan, entree, intrede, toegang, aanval, offensief, vlaag, attaque, heenweg, aannemen, accepteren, ontvangen, als zoon aannemen, kiezen, uitkiezen, uitlezen, uitpikken, verkiezen, uitzoeken, adopteren, zich eigen maken, bestorming, charge, stormloop, halen, inslaan, raken, teisteren, treffen, bereiken, behalen, inhalen, reiken tot, flap, houw, klap, mep, slag, gevecht, kamp, strijd, veldslag, afranselen, afrossen, doorroeren, dorsen, houwen, klappen, kloppen, meppen, omroeren, roeren, slaan, schop, stoot, tik, klets, klop, veeg, boren, aanboren, opvallen, aanstoot geven, choqueren, kwetsen, aanbotsen, geduwd worden, zich stoten, doorkomen, klaarspelen, slagen, slagen voor, aantreffen, ontmoeten, tegemoet treden, tegenkomen, bellen, aanbellen, luiden, schellen, aflopen, beieren, galmen, kleppen, schalmen, overgaan, gaan, klinken, vinden, bevinden
-
Gebruikers suggesties voor striking:
- opvallende
Engels
Uitgebreide vertaling voor striking (Engels) in het Nederlands
striking:
-
striking (remarkable; notable; conspicuous; obvious; outstanding; distinct; explicit; pronounced; unmistakable)
opmerkelijk; opvallend; saillant; opmerkenswaardig; frappant; in het oog springend; treffend; in het oog lopend-
opmerkelijk bijvoeglijk naamwoord
-
opvallend bijvoeglijk naamwoord
-
saillant bijvoeglijk naamwoord
-
opmerkenswaardig bijvoeglijk naamwoord
-
frappant bijvoeglijk naamwoord
-
in het oog springend bijvoeglijk naamwoord
-
treffend bijvoeglijk naamwoord
-
in het oog lopend bijvoeglijk naamwoord
-
-
striking (considerable; enormous; substantial; remarkable; conspicuous; notable; great; respectable; vast; large; big; tall)
behoorlijk; aanzienlijk; enorm; beduidend; aanmerkelijk; fors; flink-
behoorlijk bijvoeglijk naamwoord
-
aanzienlijk bijvoeglijk naamwoord
-
enorm bijvoeglijk naamwoord
-
beduidend bijvoeglijk naamwoord
-
aanmerkelijk bijvoeglijk naamwoord
-
fors bijvoeglijk naamwoord
-
flink bijvoeglijk naamwoord
-
-
striking (memorable; momentous; telling)
memorabel; gedenkwaardig; heugelijk-
memorabel bijvoeglijk naamwoord
-
gedenkwaardig bijvoeglijk naamwoord
-
heugelijk bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor striking:
Verwante woorden van "striking":
Synoniemen voor "striking":
Verwante definities voor "striking":
Wiktionary: striking
striking
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• striking | → voyant; opzichtig; opvallend | ↔ auffällig — die Aufmerksamkeit auf sich ziehend |
• striking | → frappant; verbluffend | ↔ frappant — in Erstaunen versetzend, auffallend, frappierend |
• striking | → merkwaardig; opmerkelijk; op de voorgrond tredend; prominent; uitstekend; vooruitstekend | ↔ remarquable — Qui mériter d’être remarqué ; qui attirer l’attention. |
striking vorm van strike:
-
the strike (catch the eye)
-
the strike (walkout)
-
the strike
-
the strike
-
the strike (work stoppage; walkout)
-
to strike (move; touch; hit; affect; concern)
-
to strike (affect; hit; touch; move; concern)
-
to strike (polish; smudge; brush up; shine up)
-
to strike (beat; hit; smash; smack; bang; batter; hammer)
slaan; een klap geven-
een klap geven werkwoord (geef een klap, geeft een klap, gaf een klap, gaven een klap, een klap gegeven)
-
to strike
-
to strike
-
to strike (go on strike)
-
to strike (go on strike)
staken; werkonderbreken; het werk neerleggen als protest-
werkonderbreken werkwoord (onderbreek werk, onderbreekt werk, onderbrak werk, onderbraken werk, werk onderbroken)
-
het werk neerleggen als protest werkwoord
-
to strike (set fire to; light; ignite; inflame; kindle; make burning)
-
to strike (be out on strike; be out)
Conjugations for strike:
present
- strike
- strike
- strikes
- strike
- strike
- strike
simple past
- struck
- struck
- struck
- struck
- struck
- struck
present perfect
- have struck
- have struck
- has struck
- have struck
- have struck
- have struck
past continuous
- was striking
- were striking
- was striking
- were striking
- were striking
- were striking
future
- shall strike
- will strike
- will strike
- shall strike
- will strike
- will strike
continuous present
- am striking
- are striking
- is striking
- are striking
- are striking
- are striking
subjunctive
- be struck
- be struck
- be struck
- be struck
- be struck
- be struck
diverse
- strike!
- let's strike!
- struck
- striking
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor strike:
Verwante woorden van "strike":
Synoniemen voor "strike":
Antoniemen van "strike":
Verwante definities voor "strike":
Wiktionary: strike
strike
Cross Translation:
verb
strike
-
to delete
- strike → doorstrepen; uitwissen; wissen
-
to hit
-
to stop working to achieve better working conditions
- strike → staken
-
to surrender
- strike → de vlag strijken
-
to impress, to seem
- strike → schijnen
-
to make a medal etc
- strike → slaan
-
work stoppage
- strike → staking
verb
-
(ergatief) gemakkelijk opgemerkt worden, opzien baren
-
doorhalen, verwijderen van een lijst
-
een werkonderbreking of (ludieke) actie houden voor betere arbeidsvoorwaarden of meer loon
-
iets laten zakken
Cross Translation: