Engels

Uitgebreide vertaling voor stems (Engels) in het Nederlands

stems:

stems [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the stems (stalks)
    de stengels
    • stengels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. the stems
    de stelen
    • stelen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  3. the stems
    de stamwoorden
  4. the stems (shanks; quills; shafts)
    de schenkels
    • schenkels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  5. the stems (etymons)
    de stamvormen; etymonen

Vertaal Matrix voor stems:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
etymonen etymons; stems
schenkels quills; shafts; shanks; stems
stamvormen etymons; stems
stamwoorden stems
stelen stems shafts
stengels stalks; stems
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stelen cadge; collar; expropriate; filch; go thieving; make off with; nick; pilfer; pinch; purloin; rob; snatch; snatch away; snatch off; snitch; steal; swipe; take; take away

Verwante woorden van "stems":


stems vorm van stem:

stem [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the stem (handle)
    de steel; handvat in de vorm van stok
  2. the stem (radical)
    de stam; etymon; de stamvorm
    • stam [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • etymon [znw.] zelfstandig naamwoord
    • stamvorm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the stem (bow; prow)
    de boeg; de steven; de voorsteven
    • boeg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • steven [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • voorsteven [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. the stem (antenna; whip aerial; feeler; blade)
    de antenne; de voelspriet; de spriet; de voelhoren
    • antenne [de ~] zelfstandig naamwoord
    • voelspriet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • spriet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • voelhoren [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. the stem (primitive word)
    het stamwoord
  6. the stem (haulm; stalk; halm)
    de halm
    • halm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

to stem werkwoord (stems, stemmed, stemming)

  1. to stem (stop; bring to a halt; put to a stop; halt; bring to a standstill)
    ophouden; stopzetten; remmen; tegenhouden; halt houden; tot staan brengen
    • ophouden werkwoord (houd op, houdt op, hield op, hielden op, opgehouden)
    • stopzetten werkwoord (zet stop, zette stop, zetten stop, stopgezet)
    • remmen werkwoord (rem, remt, remde, remden, geremd)
    • tegenhouden werkwoord (houd tegen, houdt tegen, hield tegen, hielden tegen, tegengehouden)
    • halt houden werkwoord (houd halt, houdt halt, hield halt, hielden halt, halt gehouden)
    • tot staan brengen werkwoord (breng tot staan, brengt tot staan, bracht tot staan, brachten tot staan, tot staan gebracht)
  2. to stem (thwart; hinder; oppose; )
    tegenwerken; dwarsbomen; dwarsliggen
    • tegenwerken werkwoord (werk tegen, werkt tegen, werkte tegen, werkten tegen, tegengewerkt)
    • dwarsbomen werkwoord (dwarsboom, dwarsboomt, dwarsboomde, dwarsboomden, gedwarsboomd)
    • dwarsliggen werkwoord (lig dwars, ligt dwars, lag dwars, lagen dwars, dwarsgelegen)

Conjugations for stem:

present
  1. stem
  2. stem
  3. stems
  4. stem
  5. stem
  6. stem
simple past
  1. stemmed
  2. stemmed
  3. stemmed
  4. stemmed
  5. stemmed
  6. stemmed
present perfect
  1. have stemmed
  2. have stemmed
  3. has stemmed
  4. have stemmed
  5. have stemmed
  6. have stemmed
past continuous
  1. was stemming
  2. were stemming
  3. was stemming
  4. were stemming
  5. were stemming
  6. were stemming
future
  1. shall stem
  2. will stem
  3. will stem
  4. shall stem
  5. will stem
  6. will stem
continuous present
  1. am stemming
  2. are stemming
  3. is stemming
  4. are stemming
  5. are stemming
  6. are stemming
subjunctive
  1. be stemmed
  2. be stemmed
  3. be stemmed
  4. be stemmed
  5. be stemmed
  6. be stemmed
diverse
  1. stem!
  2. let's stem!
  3. stemmed
  4. stemming
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor stem:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
antenne antenna; blade; feeler; stem; whip aerial
boeg bow; prow; stem
etymon radical; stem
halm halm; haulm; stalk; stem stalk
handvat in de vorm van stok handle; stem
ophouden cease; knock off; quitting; stopping
spriet antenna; blade; feeler; stem; whip aerial blade; blade of grass
stam radical; stem race; shank; stick; tribe; trunk
stamvorm radical; stem
stamwoord primitive word; stem
steel handle; stem stalk
steven bow; prow; stem
voelhoren antenna; blade; feeler; stem; whip aerial
voelspriet antenna; blade; feeler; stem; whip aerial
voorsteven bow; prow; stem
- base; bow; fore; prow; radical; root; root word; shank; stalk; stem turn; theme
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dwarsbomen cross; hinder; oppose; prevent; sabotage; stem; stop; thwart; upset
dwarsliggen cross; hinder; oppose; prevent; sabotage; stem; stop; thwart; upset
halt houden bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop come to a stand-still; halt; stand still; stop
ophouden bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop abandon; become extinct; bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; cease; conclude; delay; desist from; deter; die of fear; die out; drop out; end; extinguish; finish; finish off; give up; hold up; keep up; peg out; pinch out; pull out; quit; retard; snuff; stop
remmen bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop brake; put a brake on; slow down; stop
stopzetten bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop
tegenhouden bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop
tegenwerken cross; hinder; oppose; prevent; sabotage; stem; stop; thwart; upset counteract; hinder; make it difficult; make it hard; oppose; resist; thwart; withstand
tot staan brengen bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop
- halt; stanch; staunch
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- bank up; block; dam

Verwante woorden van "stem":


Synoniemen voor "stem":


Verwante definities voor "stem":

  1. a turn made in skiing; the back of one ski is forced outward and the other ski is brought parallel to it1
  2. front part of a vessel or aircraft1
  3. cylinder forming a long narrow part of something1
  4. the tube of a tobacco pipe1
  5. (linguistics) the form of a word after all affixes are removed1
    • thematic vowels are part of the stem1
  6. a slender or elongated structure that supports a plant or fungus or a plant part or plant organ1
  7. remove the stem from1
    • for automatic natural language processing, the words must be stemmed1
  8. stop the flow of a liquid1
    • stem the tide1
  9. grow out of, have roots in, originate in1
    • The increase in the national debt stems from the last war1
  10. cause to point inward1
    • stem your skis1

Wiktionary: stem

stem
noun
  1. botany: above-ground stalk of a vascular plant
  2. linguistics: main part of a word
verb
  1. to stop, hinder
stem
noun
  1. plantkunde|nld grasstengel of graanstengel
  2. taalkunde|nld een onvervoegde of onverbogen woordvorm

Cross Translation:
FromToVia
stem doorhalen; doorstrepen; een streep halen door; schrappen; afdammen; afsluiten; belemmeren; stuwen; versperren barrerfermer avec une barre par-derrière.
stem remmen; afremmen freinerretenir, ralentir, arrêter à l’aide d’un frein.
stem afstammen; het gevolg zijn van; ontspruiten; voortkomen provenirprocéder, venir, dériver, résulter.
stem staart; halm; steel; stengel queue — à trier
stem stam; wortel; radix racine — (botanique) Partie souterraine d’un végétal qui lui permet de puiser dans le sol les éléments nécessaires à sa nutrition (eau, sels minéraux) et d’assurer sa fixation à son support.
stem halm; stengel tige — partie d’une plante qui sort de terre
stem buis; kanaal; loop; pijp; roer; steel tube — Tuyau.

Verwante vertalingen van stems