Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- stamp:
-
Wiktionary:
- stamp → stampen
- stamp → postzegel, zegel
- stamp → postzegel, stempel, handstempel, kenmerken, kenschetsen, kentekenen, markeren, tekenen, merken, stempeln, bevrijdeen, ontlasten, frankeren, verlossen, aanmunten, afdrukken, slaan, stempelen, zijn stempel drukken op, stampen, stampvoeten, trappelen, pons, bezegelen, verzegelen, zegel
Engels
Uitgebreide vertaling voor stamp (Engels) in het Nederlands
stamp:
-
to stamp (prepay)
-
to stamp
stempelen; stempel opdrukken; afstempelen-
stempel opdrukken werkwoord (opdruk stempel, opdrukt stempel, opdrukte stempel, opdrukten stempel, stempel opgedrukt)
-
to stamp (seal; die)
-
to stamp (seal)
Conjugations for stamp:
present
- stamp
- stamp
- stamps
- stamp
- stamp
- stamp
simple past
- stamped
- stamped
- stamped
- stamped
- stamped
- stamped
present perfect
- have stamped
- have stamped
- has stamped
- have stamped
- have stamped
- have stamped
past continuous
- was stamping
- were stamping
- was stamping
- were stamping
- were stamping
- were stamping
future
- shall stamp
- will stamp
- will stamp
- shall stamp
- will stamp
- will stamp
continuous present
- am stamping
- are stamping
- is stamping
- are stamping
- are stamping
- are stamping
subjunctive
- be stamped
- be stamped
- be stamped
- be stamped
- be stamped
- be stamped
diverse
- stamp!
- let's stamp!
- stamped
- stamping
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor stamp:
Verwante woorden van "stamp":
Synoniemen voor "stamp":
Verwante definities voor "stamp":
Wiktionary: stamp
stamp
Cross Translation:
verb
stamp
-
step quickly and heavily
- stamp → stampen
noun
-
betalingsmiddel voor het verzenden van post
-
een stukje papier meestal voorzien van een plaklaag dat dient om aan te geven dat betaling heeft plaatsgevonden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stamp | → postzegel | ↔ Briefmarke — aufklebbares (seltener auch aufgedrucktes) Wertzeichen, das als Zahlungsmittel für Postgebühren dient |
• stamp | → stempel | ↔ Stempel — Abdruck |
• stamp | → stempel; handstempel | ↔ Stempel — Gerät zum Prägen eines Namens oder einer kurzen Information |
• stamp | → kenmerken; kenschetsen; kentekenen; markeren; tekenen; merken; stempeln | ↔ zeichnen — (transitiv) etwas mit einem oder mehreren Zeichen versehen |
• stamp | → bevrijdeen; ontlasten; frankeren; verlossen | ↔ affranchir — Rendre libre |
• stamp | → aanmunten; afdrukken; slaan; stempelen; zijn stempel drukken op | ↔ estampiller — marquer avec une estampille. |
• stamp | → stampen; stampvoeten; trappelen | ↔ piaffer — (manège) cheval qui, marcher, lève les jambes de devant fort haut et les abaisser frapper le sol sans presque avancer. |
• stamp | → stempel | ↔ poinçon — Outil pour frapper les coins |
• stamp | → pons | ↔ poinçon — Outil pour marquer les ouvrages d’or ou d'argent |
• stamp | → bezegelen; verzegelen | ↔ sceller — Marquer d’un sceau |
• stamp | → zegel | ↔ timbre — (En particulier) Petit morceau de papier portant l’effigie du souverain, ou une autre marque, et qui sert à l’affranchissement des lettres envoyées par la poste. |
• stamp | → postzegel | ↔ timbre-poste — vignette adhésif, de valeur conventionnelle, émettre par une administration postale et destiner à affranchir les envois confier à la poste. |
• stamp | → stampen; stampvoeten; trappelen | ↔ trépigner — intrans|fr frapper des pieds contre terre, d’un mouvement vif et rapide. |