Squash in het Nederlands vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

squash:
- pletten; platdrukken; platmaken; fijndrukken
- kneuzen; drukte; toeloop; toevloed; gedrang
Wiktionary:
- squash → squash
- squash → samenpersen, pletten
- squash → pompoen, platstrijken, pletten, dringen, haasten, jachten, tot haast aanzetten, urgent zijn, drukken, knellen, persen, pressen, aandrukken, aandringen, accelereren, bespoedigen, verhaasten, versnellen, nauwer aanhalen, opwinden, spannen, strekken, uitrekken, bijschuiven, insluiten, opsluiten, wegbergen, wegsluiten, bergen, opbergen, aaneensluiten, binden, verdichten, squash

Engels

Uitgebreide vertaling voor squash (Engels) in het Nederlands

squash:

to squash werkwoord (squashs, squashed, squashing)

to squash (crush; flatten)
pletten; platdrukken; platmaken; fijndrukken
- pletten werkwoord (plet, plette, pletten, geplet)
- platdrukken werkwoord (druk plat, drukt plat, drukte plat, drukten plat, plat gedrukt)
- platmaken werkwoord (maak plat, maakt plat, maakte plat, maakten plat, plat gemaakt)
- fijndrukken werkwoord

Conjugations for squash:

present

squash
squash
squashs
squash
squash
squash

simple past

squashed
squashed
squashed
squashed
squashed
squashed

present perfect

have squashed
have squashed
has squashed
have squashed
have squashed
have squashed

past continuous

was squashing
were squashing
was squashing
were squashing
were squashing
were squashing

future

shall squash
will squash
will squash
shall squash
will squash
will squash

continuous present

am squashing
are squashing
is squashing
are squashing
are squashing
are squashing

subjunctive

be squashed
be squashed
be squashed
be squashed
be squashed
be squashed

diverse

squash!
let's squash!
squashed
squashing

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

squash [the ~] zelfstandig naamwoord

the squash
het kneuzen
- kneuzen [het ~] zelfstandig naamwoord
the squash (rush; influx; flow; stampede)
de drukte; de toeloop; de toevloed; het gedrang
- drukte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- toeloop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- toevloed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- gedrang [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor squash:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
drukte	flow; influx; rush; squash; stampede	ballyhoo; bedlam; bustle; clamor; clamour; commotion; crowd; din; flow; fuss; hubbub; hullabaloo; hustle; hustle and bustle; liveliness; noise; pandemonium; pressure of activities; racket; rush; tumult; tumultuousness; uproar; vivacity
gedrang	flow; influx; rush; squash; stampede
kneuzen	squash
toeloop	flow; influx; rush; squash; stampede	crowd; gathering; group
toevloed	flow; influx; rush; squash; stampede
-	squash rackets; squash racquets; squash vine
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fijndrukken	crush; flatten; squash
kneuzen		bruise
platdrukken	crush; flatten; squash	crush; dash; pulverise; pulverize; rub fine; shatter; smash
platmaken	crush; flatten; squash	flatten; level; smooth
pletten	crush; flatten; squash
-	crush; mash; squeeze; squelch

Verwante woorden van "squash":

squashing, squashes

Synoniemen voor "squash":

squash vine; vine
vegetable; veggie
squash racquets; squash rackets; court game
crush; squelch; mash; squeeze; press

Verwante definities voor "squash":

a game played in an enclosed court by two or four players who strike the ball with long-handled rackets¹
edible fruit of a squash plant; eaten as a vegetable¹
any of numerous annual trailing plants of the genus Cucurbita grown for their fleshy edible fruits¹
to compress with violence, out of natural shape or condition¹

Wiktionary: squash

squash

noun

The sport
- squash → squash

verb

to compress
- squash → samenpersen

squash

verb

plat maken
- pletten → flatter; squash

Cross Translation:

From	To	Via
• squash	→ pompoen	↔ Kürbis — Pflanze aus der Familie der Kürbisgewächse
• squash	→ pompoen	↔ Kürbis — zu den Beeren zählende Frucht aus [1]
• squash	→ platstrijken; pletten	↔ aplatir — rendre plat.
• squash	→ pompoen	↔ potiron — espèce de grosse citrouille ronde.
• squash	→ dringen; haasten; jachten; tot haast aanzetten; urgent zijn; drukken; knellen; persen; pressen; aandrukken; aandringen; accelereren; bespoedigen; verhaasten; versnellen	↔ presser — exercer une pression, serrer plus ou moins fort.
• squash	→ nauwer aanhalen; opwinden; spannen; strekken; uitrekken; dringen; drukken; knellen; persen; pressen; aandrukken; bijschuiven; insluiten; opsluiten; wegbergen; wegsluiten; bergen; opbergen; aaneensluiten; binden; verdichten	↔ serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général).
• squash	→ squash	↔ squash — (sport) sport de raquette qui se joue dans une petite salle fermée où contrairement aux autres sports de raquette, on a le droit de faire rebondir la balle contre les murs.

Verwante vertalingen van squash

Remove Ads

Vertaal squash van Engels naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor squash (Engels) in het Nederlands

squash:

to squash werkwoord (squashs, squashed, squashing)

to squash (crush; flatten)

Conjugations for squash:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

squash [the ~] zelfstandig naamwoord

the squash

the squash (rush; influx; flow; stampede)

Vertaal Matrix voor squash:

Verwante woorden van "squash":

Synoniemen voor "squash":

Verwante definities voor "squash":

Wiktionary: squash

Verwante vertalingen van squash