Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal spouts

Vertaal spouts van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. spouts:
  2. spout:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor spouts (Engels) in het Nederlands

spouts:

spouts [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the spouts (nozzles; cornets; noses; embouchures; mouth-pieces)
    mondstukken van tabakspijpen

Vertaal Matrix voor spouts:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mondstukken van tabakspijpen cornets; embouchures; mouth-pieces; noses; nozzles; spouts

Verwante woorden van "spouts":


spout:

to spout werkwoord (spouts, spouted, spouting)

  1. to spout (gush; spurt)
    uitspuiten; spuiten
  2. to spout (express; unload)
    uiten; spuien
    • uiten werkwoord (uit, uitte, uitten, geuit)
    • spuien werkwoord (spui, spuit, spuide, spuiden, gespuid)
  3. to spout (administer a medecin w a syringe; spurt)
    met spuit een medicijn toedienen; spuiten
  4. to spout (nozzle)
    tuiten
    • tuiten werkwoord (tuit, tuitte, tuitten, getuit)
  5. to spout (spurt)
    spurten
    • spurten werkwoord (spurt, spurtte, spurtten, gespurt)

Conjugations for spout:

present
  1. spout
  2. spout
  3. spouts
  4. spout
  5. spout
  6. spout
simple past
  1. spouted
  2. spouted
  3. spouted
  4. spouted
  5. spouted
  6. spouted
present perfect
  1. have spouted
  2. have spouted
  3. has spouted
  4. have spouted
  5. have spouted
  6. have spouted
past continuous
  1. was spouting
  2. were spouting
  3. was spouting
  4. were spouting
  5. were spouting
  6. were spouting
future
  1. shall spout
  2. will spout
  3. will spout
  4. shall spout
  5. will spout
  6. will spout
continuous present
  1. am spouting
  2. are spouting
  3. is spouting
  4. are spouting
  5. are spouting
  6. are spouting
subjunctive
  1. be spouted
  2. be spouted
  3. be spouted
  4. be spouted
  5. be spouted
  6. be spouted
diverse
  1. spout!
  2. let's spout!
  5. spouted
  6. spouting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

spout [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the spout (nose; flair)
    de tuit
    • tuit [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. the spout
    de schenktuit

Vertaal Matrix voor spout:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schenktuit spout
spuien desisting; discharging; draining off; sluices
tuit flair; nose; spout
tuiten lip
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
met spuit een medicijn toedienen administer a medecin w a syringe; spout; spurt
spuien express; spout; unload drain; empty; flow out; void water
spuiten administer a medecin w a syringe; gush; spout; spurt inject
spurten spout; spurt spurt
tuiten nozzle; spout
uiten express; spout; unload express; express oneself; give expression to; impersonate; reveal oneself; speak; talk; utter; ventilate
uitspuiten gush; spout; spurt
- gush; jabber; mouth off; rabbit on; rant; rave; spirt; spurt

Verwante woorden van "spout":


Synoniemen voor "spout":


Verwante definities voor "spout":

  1. an opening that allows the passage of liquids or grain1
  2. talk in a noisy, excited, or declamatory manner1
  3. gush forth in a sudden stream or jet1

Wiktionary: spout

spout
verb
  1. ergatief: snel stromen
Cross Translation:
FromToVia
• spout → bek; neb; snavel; tuit; vogelbek; nebbe ↔ bec — Traductions à trier suivant le sens







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0399 seconde
Page rendered in 1.0 seconds