Splash in het Nederlands vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

splash:
- spetteren; spatten; klateren; opspatten; plonzen; klotsen
- scheutje; spatter; spat; plens; plons
Wiktionary:
- splash → plonzen
- splash → applaudisseren, ploeteren, kabbelen, klapperen, klotsen, plassen, plonzen, door het water plassen, peddelen, bespatten, compromitteren, de ogen uitsteken

Engels

Uitgebreide vertaling voor splash (Engels) in het Nederlands

splash:

to splash werkwoord (splashs, splashed, splashing)

to splash (spatter; sputter; crackle)
spetteren; spatten
- spetteren werkwoord (spetter, spettert, spetterde, spetterden, gespetterd)
- spatten werkwoord (spat, spatte, spatten, gespat)
to splash
klateren
- klateren werkwoord (klater, klatert, klaterde, klaterden, geklaterd)
to splash
opspatten
- opspatten werkwoord (spat op, spatte op, spatten op, opgespat)
to splash (plunge)
plonzen
- plonzen werkwoord (plons, plonst, plonsde, plonsden, geplonsd)
to splash (slosh)
klotsen
- klotsen werkwoord (klots, klotst, klotste, klotsten, geklotst)

Conjugations for splash:

present

splash
splash
splashs
splash
splash
splash

simple past

splashed
splashed
splashed
splashed
splashed
splashed

present perfect

have splashed
have splashed
has splashed
have splashed
have splashed
have splashed

past continuous

was splashing
were splashing
was splashing
were splashing
were splashing
were splashing

future

shall splash
will splash
will splash
shall splash
will splash
will splash

continuous present

am splashing
are splashing
is splashing
are splashing
are splashing
are splashing

subjunctive

be splashed
be splashed
be splashed
be splashed
be splashed
be splashed

diverse

splash!
let's splash!
splashed
splashing

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

splash [the ~] zelfstandig naamwoord

the splash (dash; squeeze; shot)
het scheutje
- scheutje [het ~] zelfstandig naamwoord
the splash
spatter; de spat
- spatter [znw.] zelfstandig naamwoord
- spat [de ~] zelfstandig naamwoord
the splash
de plens
- plens [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
the splash
de plons
- plons [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor splash:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
plens	splash
plons	splash
scheutje	dash; shot; splash; squeeze
spat	splash	blot; dirt-mark; spatter; speck; spot; stain
spatter	splash
-	dab; plash; spatter; spattering; splashing; splatter; splattering; stir
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
klateren	splash
klotsen	slosh; splash
opspatten	splash
plonzen	plunge; splash
spatten	crackle; spatter; splash; sputter
spetteren	crackle; spatter; splash; sputter
-	plash; slop; slosh; slush; spatter; splatter; splosh; sprinkle; squelch; squish; swash
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	splashing; squelch

Verwante woorden van "splash":

splashing, splashes

Synoniemen voor "splash":

plash; noise
stir; disturbance; disruption; commotion; flutter; hurly burly; to-do; hoo-ha; hoo-hah; kerfuffle
dab; splatter; small indefinite quantity; small indefinite amount
spot; speckle; dapple; patch; fleck; maculation
spatter; spattering; splashing; splattering; painting
wetting
sprinkle; splosh; scatter; dot; dust; disperse
squelch; squish; slosh; slop; slog; footslog; plod; trudge; pad; tramp
spatter; splatter; plash; swash
overlay; cover
slush; sound; go
dirty; soil; begrime; grime; colly; bemire

Verwante definities voor "splash":

the act of scattering water about haphazardly¹
the act of splashing a (liquid) substance on a surface¹
a patch of bright color¹
- her red hat gave her outfit a splash of color¹
the sound like water splashing¹
a small quantity of something moist or liquid¹
- just a splash of whiskey¹
a prominent or sensational but short-lived news event¹
- he made a great splash and then disappeared¹
mark or overlay with patches of contrasting color or texture; cause to appear splashed or spattered¹
- The mountain was splashed with snow¹
dash a liquid upon or against¹
- The mother splashed the baby's face with water¹
cause (a liquid) to spatter about, especially with force¹
- She splashed the water around her¹
strike and dash about in a liquid¹
- The boys splashed around in the pool¹
soil or stain with a splashed liquid¹
walk through mud or mire¹
make a splashing sound¹
- water was splashing on the floor¹

Wiktionary: splash

splash

verb

een geluid voortbrengen zoals dat van iets dat luidruchtig in een vloeistof ondergedompeld wordt
- plonzen → splash

Cross Translation:

From	To	Via
• splash	→ applaudisseren	↔ klatschen — bezeichnet Klangeindrücke, die beim Zusammenschlagen oder Aufprallen entstehen, und bedeutet speziell „mit den Händen klatschen, applaudieren“
• splash	→ ploeteren; kabbelen; klapperen; klotsen; plassen; plonzen; door het water plassen; peddelen	↔ barboter — bredouiller, marmonner, parler d’une manière confuse, s’embrouiller dans ses explications.
• splash	→ kabbelen; klapperen; klotsen; plassen; plonzen	↔ clapoter — marine\|fr éprouver le clapotis.
• splash	→ bespatten; compromitteren; de ogen uitsteken	↔ éclabousser — couvrir quelqu’un ou quelque chose d’une boue qu’on faire jaillir.

Verwante vertalingen van splash

Remove Ads

Vertaal splash van Engels naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor splash (Engels) in het Nederlands

splash:

to splash werkwoord (splashs, splashed, splashing)

to splash (spatter; sputter; crackle)

to splash

to splash

to splash (plunge)

to splash (slosh)

Conjugations for splash:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

splash [the ~] zelfstandig naamwoord

the splash (dash; squeeze; shot)

the splash

the splash

the splash

Vertaal Matrix voor splash:

Verwante woorden van "splash":

Synoniemen voor "splash":

Verwante definities voor "splash":

Wiktionary: splash

Verwante vertalingen van splash