Engels

Uitgebreide vertaling voor spent (Engels) in het Nederlands

spent:

spent bijvoeglijk naamwoord

  1. spent
    besteed; uitgegeven; gespendeerd

Vertaal Matrix voor spent:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- dog-tired; exhausted; fagged; fatigued; played out; washed-out; worn out; worn-out
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- over; past
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
besteed spent
gespendeerd spent
uitgegeven spent

Verwante woorden van "spent":

  • unspent

Synoniemen voor "spent":


Verwante definities voor "spent":

  1. depleted of energy, force, or strength1
  2. drained of energy or effectiveness; extremely tired; completely exhausted1

Wiktionary: spent

spent
adjective
  1. used up

spent vorm van spend:

to spend werkwoord (spends, spent, spending)

  1. to spend (pay)
    besteden; uitgeven; spenderen
    • besteden werkwoord (besteed, besteedt, besteedde, besteedden, besteed)
    • uitgeven werkwoord
    • spenderen werkwoord (spendeer, spendeert, spendeerde, spendeerden, gespendeerd)
  2. to spend (pass)
    besteden; doorbrengen; slijten
    • besteden werkwoord (besteed, besteedt, besteedde, besteedden, besteed)
    • doorbrengen werkwoord (breng door, brengt door, bracht door, brachten door, doorgebracht)
    • slijten werkwoord (slijt, sleet, sleten, gesleten)
  3. to spend (consume; use up; use)
    verbruiken; opmaken; doorjagen
    • verbruiken werkwoord (verbruik, verbruikt, verbruikte, verbruikten, verbruikt)
    • opmaken werkwoord (maak op, maakt op, maakte op, maakten op, opgemaakt)
    • doorjagen werkwoord
  4. to spend
  5. to spend (squander)
    opmaken; potverteren
    • opmaken werkwoord (maak op, maakt op, maakte op, maakten op, opgemaakt)
    • potverteren werkwoord (potverteer, potverteert, potverteerde, potverteerden, potverteerd)

Conjugations for spend:

present
  1. spend
  2. spend
  3. spends
  4. spend
  5. spend
  6. spend
simple past
  1. spent
  2. spent
  3. spent
  4. spent
  5. spent
  6. spent
present perfect
  1. have spent
  2. have spent
  3. has spent
  4. have spent
  5. have spent
  6. have spent
past continuous
  1. was spending
  2. were spending
  3. was spending
  4. were spending
  5. were spending
  6. were spending
future
  1. shall spend
  2. will spend
  3. will spend
  4. shall spend
  5. will spend
  6. will spend
continuous present
  1. am spending
  2. are spending
  3. is spending
  4. are spending
  5. are spending
  6. are spending
subjunctive
  1. be spent
  2. be spent
  3. be spent
  4. be spent
  5. be spent
  6. be spent
diverse
  1. spend!
  2. let's spend!
  3. spent
  4. spending
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor spend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opmaken draft; draw up; edit; formulate
slijten tiring out; wearing out
uitgeven publication; publishing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
besteden pass; pay; spend
doorbrengen pass; spend
doorjagen consume; spend; use; use up
iets uitgeven spend
opmaken consume; spend; squander; use; use up adorn; burn up; consume; decorate; dress; dunnage; finish; garnish; get started; make a start; make up; make-up; ornament; put on make-up; trim; use up
potverteren spend; squander
slijten pass; spend become worn; get worn out; sell; wear out
spenderen pay; spend
uitgeven pay; spend issue; launch; publish; release; start
verbruiken consume; spend; use; use up consume; use; utilise; utilize
- drop; expend; pass
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
verbruiken consume

Verwante woorden van "spend":


Synoniemen voor "spend":


Verwante definities voor "spend":

  1. pay out1
    • spend money1
  2. spend completely1
    • I spend my pocket money in two days1
  3. pass time in a specific way1
    • how are you spending your summer vacation?1

Wiktionary: spend

spend
verb
  1. -
spend
verb
  1. schaarse middelen een bestemming geven
  2. een zekere tijd ergens verblijven
  3. financiële middelen aanspreken

Cross Translation:
FromToVia
spend slijten; verslijten; verbrengen verbringenbesonders mit Angaben von Zeit und Zeiträumen (Jugend, Alter, Leben, Ferien, Wochenende, usw.): eine Zeitdauer verstreichen lassen
spend besteden; spanderen; spenderen; uitgeven; verteren dépenser — Employer telle ou telle somme à l’achat de telle ou telle chose.

Verwante vertalingen van spent