Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal sparring

Vertaal sparring van Engels naar Nederlands

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

spar:
- spaat; rondhout
Wiktionary:
- spar → rondhout, spier
- spar → advocatuur, advocatenstand, balie, baar, paal, pijp, roede, schacht, spijl, stang, staf, stok, mast

Engels

Uitgebreide vertaling voor sparring (Engels) in het Nederlands

sparring:

Vertaal Matrix voor sparring:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	spar

Synoniemen voor "sparring":

controversy; contention; contestation; disputation; disceptation; tilt; argument; arguing
spar; boxing; pugilism; fisticuffs

Verwante definities voor "sparring":

making the motions of attack and defense with the fists and arms; a part of training for a boxer¹
an argument in which the participants are trying to gain some advantage¹

spar:

spar [the ~] zelfstandig naamwoord

the spar
het spaat
- spaat [het ~] zelfstandig naamwoord
the spar
het rondhout
- rondhout [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor spar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
rondhout	spar
spaat	spar
-	sparring

Verwante woorden van "spar":

spars

Synoniemen voor "spar":

Verwante definities voor "spar":

making the motions of attack and defense with the fists and arms; a part of training for a boxer¹
a stout rounded pole of wood or metal used to support rigging¹
any of various nonmetallic minerals (calcite or feldspar) that are light in color and transparent or translucent and cleavable¹
fight verbally¹
- They were sparring all night¹
box lightly¹
fight with spurs¹
- the gamecocks were sparring¹
furnish with spars¹

Wiktionary: spar

spar

noun

a general term denoting any linear object used as a mast, sprit, yard, boom, pole or gaff
- spar → rondhout

spar

noun

ronde paal op een schip
- spier → spar

Cross Translation:

From	To	Via
• spar	→ advocatuur; advocatenstand; balie; baar; paal; pijp; roede; schacht; spijl; stang	↔ barreau — barre de bois ou de fer qui sert de clôture.
• spar	→ baar; paal; pijp; roede; schacht; spijl; stang; staf; stok	↔ bâton — Morceau de bois assez long
• spar	→ baar; paal; pijp; roede; schacht; spijl; stang	↔ gaule — Grande perche.
• spar	→ mast	↔ mât — pièce de bois, de tôle ou d’acier, longue, ronde et droite, dresser sur un navire et destinée à porter les voiles.
• spar	→ paal	↔ perche — Longue pièce de bois

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University