Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal soured

Vertaal soured van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. soured:
  2. sour:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor soured (Engels) in het Nederlands

soured:

soured bijvoeglijk naamwoord

  1. soured
    verzuurd

Vertaal Matrix voor soured:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verzuurd soured

Verwante woorden van "soured":


Synoniemen voor "soured":


Antoniemen van "soured":

  • unsoured

Verwante definities voor "soured":

  1. having turned bad1

Wiktionary: soured

Cross Translation:
FromToVia
• soured → zuur ↔ aigri — Rendu aigre.

soured vorm van sour:

sour bijvoeglijk naamwoord

  1. sour (bitter)
    zuur; bitter; galachtig

to sour werkwoord (sours, soured, souring)

  1. to sour (turn sour; get acid; make sour)
    verzuren; schiften; zuur worden
    • verzuren werkwoord (verzuur, verzuurt, verzuurde, verzuurden, verzuurd)
    • schiften werkwoord (schift, schiftte, schiftten, geschift)
    • zuur worden werkwoord
  2. to sour (acidify; make sour)
    aanzuren; zuurder maken
  3. to sour (become bitter)
    verbolgen worden; bitter worden
  4. to sour (embitter; turn)
    vergrammen; verbitteren
    • vergrammen werkwoord (vergram, vergramt, vergramde, vergramden, vergramd)
    • verbitteren werkwoord (verbitter, verbittert, verbitterde, verbitterden, verbitterd)

Conjugations for sour:

present
  1. sour
  2. sour
  3. sours
  4. sour
  5. sour
  6. sour
simple past
  1. soured
  2. soured
  3. soured
  4. soured
  5. soured
  6. soured
present perfect
  1. have soured
  2. have soured
  3. has soured
  4. have soured
  5. have soured
  6. have soured
past continuous
  1. was souring
  2. were souring
  3. was souring
  4. were souring
  5. were souring
  6. were souring
future
  1. shall sour
  2. will sour
  3. will sour
  4. shall sour
  5. will sour
  6. will sour
continuous present
  1. am souring
  2. are souring
  3. is souring
  4. are souring
  5. are souring
  6. are souring
subjunctive
  1. be soured
  2. be soured
  3. be soured
  4. be soured
  5. be soured
  6. be soured
diverse
  1. sour!
  2. let's sour!
  5. soured
  6. souring
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor sour:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zuur acid; pickles
- acidity; sourness; tartness
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanzuren acidify; make sour; sour
bitter worden become bitter; sour
schiften get acid; make sour; sour; turn sour arrange; assort; choose; group; pick; pick out; prefer; select; shunt; sift; single out; sort out
verbitteren embitter; sour; turn
verbolgen worden become bitter; sour
vergrammen embitter; sour; turn
verzuren get acid; make sour; sour; turn sour
zuur worden get acid; make sour; sour; turn sour
zuurder maken acidify; make sour; sour
- acetify; acidify; acidulate; ferment; turn; work
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bitter bitter; sour angry; bitter; blazing; dour; fiery; furious; glaring; indignant; sharp; virulent
galachtig bitter; sour
zuur bitter; sour sourish; tasting sourishly
- dark; dour; false; glowering; glum; moody; morose; off; off-key; rancid; saturnine; sullen; turned

Verwante woorden van "sour":


Synoniemen voor "sour":


Antoniemen van "sour":


Verwante definities voor "sour":

  1. smelling of fermentation or staleness1
  2. showing a brooding ill humor1
    • a sour temper1
  3. inaccurate in pitch1
    • a false (or sour) note1
  4. having a sharp biting taste1
  5. in an unpalatable state1
    • sour milk1
  6. one of the four basic taste sensations; like the taste of vinegar or lemons1
  7. the property of being acidic1
  8. the taste experience when vinegar or lemon juice is taken into the mouth1
  9. a cocktail made of a liquor (especially whiskey or gin) mixed with lemon or lime juice and sugar1
  10. go sour or spoil1
    • The milk has soured1
  11. make sour or more sour1

Wiktionary: sour

sour
adjective
  1. having an acidic, sharp or tangy taste
sour
verb
  1. zuur (doen) worden
adjective
  1. een smaak hebbend zoals citroensap of azijn
Cross Translation:
FromToVia
• sour → zuur ↔ sauer — die Grundgeschmacksrichtung, die unreifem Obst, gestockter Milch, unter Luftabschluss vergorenem Kohl und durch Essigmutter zu Essig umgesetztem Alkohol gemeinsam ist
• sour → guur; scherp; snerpend; snijdend; vlijmend; hatelijk; bijtend; doordringend; fel; schel; schril; zuur ↔ aigre — Qui a une saveur acide et amère provoquant un sentiment désagréable.
• sour → toespitsen; verscherpen; zuren; verzuren; zuur maken ↔ aigrir — rendre aigre.
• sour → zuur ↔ revêche — rare|fr Qui est rude, âpre au goût.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0536 seconde
Page rendered in 1.0 seconds