Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- sorting:
- sort:
-
Wiktionary:
- sort → soort, sorteren
- sort → sorteren, rangschikken
- sort → aard, slag, soort, klasse, geslacht, woordgeslacht, stemmen, regelen, reglementeren, reguleren, vereffenen, inrichten, ruimen, opruimen, schikken, terechtbrengen, de weg wijzen, leiden, geleiden, rondleiden, sorteren, selecteren, afzonderen, scheiden, afscheiden, schiften
Engels
Uitgebreide vertaling voor sorting (Engels) in het Nederlands
sorting:
-
the sorting (shifting)
-
the sorting (accumulation; collection; gathering; clutter; compilation; pile; pack; sifting; piling up)
de verzameling; de accumulatie; de opeenhoping; de sortering; de massa; het stel; de selectie; de ophoping -
the sorting (selecting; sifting)
-
the sorting
– A method of arranging data based on the order of specified information. For example, records sorted by class would list all records within a class before moving to records in the next class. 1
Vertaal Matrix voor sorting:
Verwante woorden van "sorting":
Synoniemen voor "sorting":
Verwante definities voor "sorting":
sorting vorm van sort:
-
to sort
voorsorteren-
voorsorteren werkwoord (sorteer voor, sorteert voor, sorteerde voor, sorteerden voor, voorgesorteerd)
-
-
to sort
– To organize information, such as a list of files, in a particular order. For example, a list of files can be sorted alphabetically by name in ascending or descending order. 1
Conjugations for sort:
present
- sort
- sort
- sorts
- sort
- sort
- sort
simple past
- sorted
- sorted
- sorted
- sorted
- sorted
- sorted
present perfect
- have sorted
- have sorted
- has sorted
- have sorted
- have sorted
- have sorted
past continuous
- was sorting
- were sorting
- was sorting
- were sorting
- were sorting
- were sorting
future
- shall sort
- will sort
- will sort
- shall sort
- will sort
- will sort
continuous present
- am sorting
- are sorting
- is sorting
- are sorting
- are sorting
- are sorting
subjunctive
- be sorted
- be sorted
- be sorted
- be sorted
- be sorted
- be sorted
diverse
- sort!
- let's sort!
- sorted
- sorting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor sort:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
genre | category; class; genre; kind; sort; style; type | genre |
slag | category; class; genre; kind; sort; style; type | battle; blow; class; comedown; disappointment; letdown; mishap; position; punch; social class; social group; social position; species; war |
soort | category; class; genre; kind; sort; style; type | kind; species |
type | category; class; genre; kind; sort; style; type | appearance; character; exterior; individual; look; looks |
- | form; kind; sorting; variety | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sorteren | sort | arrange; assort; group; select; shunt; sift; sort out |
voorsorteren | sort | |
- | assort; class; classify; screen; screen out; separate; sieve; sort out | |
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sorteren | sorting |
Verwante woorden van "sort":
Synoniemen voor "sort":
Verwante definities voor "sort":
Wiktionary: sort
sort
Cross Translation:
noun
verb
sort
-
separate according to certain criteria
- sort → sorteren
-
arrange in order
- sort → rangschikken
noun
-
een groep voorwerpen die een bepaald aantal kenmerken gemeenschappelijk heeft en zich daarin onderscheidt van overeenkomstige groepen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sort | → aard; slag; soort | ↔ acabit — désuet|fr Décrit la nature, ou la bonne qualité ou mauvaise de certaines choses. |
• sort | → aard; slag; soort; klasse; geslacht; woordgeslacht | ↔ genre — ensemble d’êtres, ou de choses, caractériser par un ou des traits communs. |
• sort | → stemmen; regelen; reglementeren; reguleren; vereffenen; inrichten; ruimen; opruimen; schikken; terechtbrengen; de weg wijzen; leiden; geleiden; rondleiden | ↔ régler — tirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf|papier réglé. |
• sort | → soort | ↔ sorte — Espèce, genre |
• sort | → sorteren; selecteren; afzonderen; scheiden; afscheiden; schiften | ↔ trier — séparer ce que l'on souhaite garder et ce que l'on souhaite jeter. |