Engels

Uitgebreide vertaling voor soothing (Engels) in het Nederlands

soothing:

soothing bijvoeglijk naamwoord

  1. soothing (reassuring; comforting)
    rustgevend; geruststellend
  2. soothing (softening)
    verzachtend

soothing [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the soothing (relieve; appeasement; appeasing; )
    de verademing; de opluchting; de geruststelling
  2. the soothing (appeasing; appeasement; relief; )
    de kalmering; de geruststelling

soothing werkwoord

  1. soothing (calm; calming down)
    kalmeren
    • kalmeren werkwoord (kalmeer, kalmeert, kalmeerde, kalmeerden, gekalmeerd)

Vertaal Matrix voor soothing:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geruststelling allaying; appeasement; appeasing; benefit; calming; calming down; pacifying; quieting; relaxation; relief; relieve; social assistance; social security; soothing; steadying; unemployment benefit; welfare
kalmering allaying; appeasement; appeasing; calming; calming down; pacifying; quieting; relaxation; relief; soothing; steadying
opluchting allaying; appeasement; appeasing; benefit; calming; calming down; pacifying; quieting; relieve; social assistance; social security; soothing; steadying; unemployment benefit; welfare breathe more freely; relief
verademing allaying; appeasement; appeasing; benefit; calming; calming down; pacifying; quieting; relieve; social assistance; social security; soothing; steadying; unemployment benefit; welfare
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kalmeren calm; calming down; soothing placate; soothe
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geruststellend comforting; reassuring; soothing
rustgevend comforting; reassuring; soothing
verzachtend softening; soothing
- assuasive

Verwante woorden van "soothing":

  • soothingly

Synoniemen voor "soothing":


Verwante definities voor "soothing":

  1. freeing from fear and anxiety1
  2. affording physical relief1
    • a soothing ointment for her sunburn1

Wiktionary: soothing

soothing
adjective
  1. Giving relief
  2. Freeing from fear or anxiety
soothing
adjective
  1. wat de pijn doet ophouden

soothing vorm van soothe:

to soothe werkwoord (soothes, soothed, soothing)

  1. to soothe (reassure; set at ease; allay)
    geruststellen
    • geruststellen werkwoord (stel gerust, stelt gerust, stelde gerust, stelden gerust, gerustgesteld)
  2. to soothe (placate)
    kalmeren; sussen; bedaren; tot kalmte manen
    • kalmeren werkwoord (kalmeer, kalmeert, kalmeerde, kalmeerden, gekalmeerd)
    • sussen werkwoord (sus, sust, suste, susten, gesust)
    • bedaren werkwoord (bedaar, bedaart, bedaarde, bedaarden, bedaard)
    • tot kalmte manen werkwoord
  3. to soothe (ease; relieve; soften)
    verlichten; verzachten; lenigen
    • verlichten werkwoord (verlicht, verlichtte, verlichtten, verlicht)
    • verzachten werkwoord (verzacht, verzachtte, verzachtten, verzacht)
    • lenigen werkwoord (lenig, lenigt, lenigde, lenigden, gelenigd)
  4. to soothe (mellow; ease; soften; relax)
    verzachten; vervriendelijken
  5. to soothe (satisfy; allay; please; )
    bevredigen; voldoening geven; begeerte stillen
    • bevredigen werkwoord (bevredig, bevredigt, bevredigde, bevredigden, bevredigd)
    • voldoening geven werkwoord (geef voldoening, geeft voldoening, gaf voldoening, gaven voldoening, voldoening gegeven)
    • begeerte stillen werkwoord (stil begeerte, stilt begeerte, stilde begeerte, stilden begeerte, begeerte gestild)
  6. to soothe (calm down; subside; allay; cool down)
    tot bedaren komen; uitwoeden; wegsterven; verflauwen; luwen
    • tot bedaren komen werkwoord
    • uitwoeden werkwoord (woed uit, woedt uit, woedde uit, woedden uit, uitgewoed)
    • wegsterven werkwoord (sterf weg, sterft weg, stierf weg, stierven weg, weggestorven)
    • verflauwen werkwoord (verflauw, verflauwt, verflauwde, verflauwden, verflauwd)
    • luwen werkwoord (luw, luwt, luwde, luwden, geluwd)

Conjugations for soothe:

present
  1. soothe
  2. soothe
  3. soothes
  4. soothe
  5. soothe
  6. soothe
simple past
  1. soothed
  2. soothed
  3. soothed
  4. soothed
  5. soothed
  6. soothed
present perfect
  1. have soothed
  2. have soothed
  3. has soothed
  4. have soothed
  5. have soothed
  6. have soothed
past continuous
  1. was soothing
  2. were soothing
  3. was soothing
  4. were soothing
  5. were soothing
  6. were soothing
future
  1. shall soothe
  2. will soothe
  3. will soothe
  4. shall soothe
  5. will soothe
  6. will soothe
continuous present
  1. am soothing
  2. are soothing
  3. is soothing
  4. are soothing
  5. are soothing
  6. are soothing
subjunctive
  1. be soothed
  2. be soothed
  3. be soothed
  4. be soothed
  5. be soothed
  6. be soothed
diverse
  1. soothe!
  2. let's soothe!
  3. soothed
  4. soothing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor soothe:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
wegsterven die away
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedaren placate; soothe control; keep back; moderate; subdue
begeerte stillen allay; hush; please; quiet; satiate; satisfy; saturate; silence; soothe; tranquilize; tranquillise; tranquillize
bevredigen allay; hush; please; quiet; satiate; satisfy; saturate; silence; soothe; tranquilize; tranquillise; tranquillize
geruststellen allay; reassure; set at ease; soothe
kalmeren placate; soothe calm; calming down; soothing
lenigen ease; relieve; soften; soothe consume; eat; feast upon; gorge; have a meal; have dinner; have something to eat; quench; relieve; take something; tuck into
luwen allay; calm down; cool down; soothe; subside
sussen placate; soothe
tot bedaren komen allay; calm down; cool down; soothe; subside
tot kalmte manen placate; soothe
uitwoeden allay; calm down; cool down; soothe; subside blow out; burn out; spend one's fury; subside
verflauwen allay; calm down; cool down; soothe; subside fade; slacken; weaken
verlichten ease; relieve; soften; soothe light; light up; lighten; reduce the load; shine; shine on; shine upon
vervriendelijken ease; mellow; relax; soften; soothe
verzachten ease; mellow; relax; relieve; soften; soothe
voldoening geven allay; hush; please; quiet; satiate; satisfy; saturate; silence; soothe; tranquilize; tranquillise; tranquillize
wegsterven allay; calm down; cool down; soothe; subside
- comfort; console; solace
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- comfort; solace

Synoniemen voor "soothe":


Antoniemen van "soothe":


Verwante definities voor "soothe":

  1. cause to feel better1
    • the medicine soothes the pain of the inflammation1
  2. give moral or emotional strength to1

Wiktionary: soothe

soothe
verb
  1. kalm worden

Cross Translation:
FromToVia
soothe stillen; sussen; temmen besänftigen — durch Zureden bewirken, dass jemandes innere Erregung langsam nachlassen und abklingen
soothe stillen; sussen; temmen; tot rust brengen; verslaan apaiserramener au calme, à un état paisible.
soothe bedaren; geruststellen; kalmeren rassurerredonner l’assurance, rendre la confiance, la tranquillité.