Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. snooze:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor snooze (Engels) in het Nederlands

snooze:

to snooze werkwoord (snoozes, snoozed, snoozing)

  1. to snooze (sleep; be asleep)
    slapen; meuren; pitten; maffen
    • slapen werkwoord (slaap, slaapt, sliep, sliepen, geslapen)
    • meuren werkwoord (meur, meurt, meurde, meurden, gemeurd)
    • pitten werkwoord (pit, pitte, pitten, gepit)
    • maffen werkwoord (maf, maft, mafte, maften, gemaft)
  2. to snooze (doze; drowse)
    sluimeren; dommelen; doezelen; soezen; dutten
    • sluimeren werkwoord (sluimer, sluimert, sluimerde, sluimerden, gesluimerd)
    • dommelen werkwoord (dommel, dommelt, dommelde, dommelden, gedommeld)
    • doezelen werkwoord (doezel, doezelt, doezelde, doezelden, gedoezeld)
    • soezen werkwoord (soes, soest, soesde, soesden, gesoesd)
    • dutten werkwoord (dut, dutte, dutten, gedut)
  3. to snooze (doze)
    sluimeren; verborgen aanwezig zijn
  4. to snooze
    – To delay a reminder or alarm by a specified time. 1
    uitstellen
    • uitstellen werkwoord (stel uit, stelt uit, stelde uit, stelden uit, uitgesteld)

Conjugations for snooze:

present
  1. snooze
  2. snooze
  3. snoozes
  4. snooze
  5. snooze
  6. snooze
simple past
  1. snoozed
  2. snoozed
  3. snoozed
  4. snoozed
  5. snoozed
  6. snoozed
present perfect
  1. have snoozed
  2. have snoozed
  3. has snoozed
  4. have snoozed
  5. have snoozed
  6. have snoozed
past continuous
  1. was snoozing
  2. were snoozing
  3. was snoozing
  4. were snoozing
  5. were snoozing
  6. were snoozing
future
  1. shall snooze
  2. will snooze
  3. will snooze
  4. shall snooze
  5. will snooze
  6. will snooze
continuous present
  1. am snoozing
  2. are snoozing
  3. is snoozing
  4. are snoozing
  5. are snoozing
  6. are snoozing
subjunctive
  1. be snoozed
  2. be snoozed
  3. be snoozed
  4. be snoozed
  5. be snoozed
  6. be snoozed
diverse
  1. snooze!
  2. let's snooze!
  3. snoozed
  4. snoozing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor snooze:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doezelen dozing; drowsing; napping; snoozing
dommelen dozing; drowsing; napping; snoozing
dutten dozing; drowsing; napping; snoozing
sluimeren slumber; slumbering
soezen dozing; drowsing; napping; snoozing
- cat sleep; catnap; forty winks; nap; short sleep
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doezelen doze; drowse; snooze
dommelen doze; drowse; snooze
dutten doze; drowse; snooze have a bit of shut-eye; have a nap; have a snooze
maffen be asleep; sleep; snooze
meuren be asleep; sleep; snooze have something fishy about it; smell; stink
pitten be asleep; sleep; snooze stone
slapen be asleep; sleep; snooze
sluimeren doze; drowse; snooze
soezen doze; drowse; snooze
uitstellen snooze defer; postpone; put off
verborgen aanwezig zijn doze; snooze
- doze; drowse
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verborgen aanwezig zijn concealed; hidden; secret

Verwante woorden van "snooze":


Synoniemen voor "snooze":


Verwante definities voor "snooze":

  1. sleeping for a short period of time (usually not in bed)2
  2. sleep lightly or for a short period of time2
  3. To delay a reminder or alarm by a specified time.1

Wiktionary: snooze

snooze
verb
  1. To sleep, especially briefly; to nap

Verwante vertalingen van snooze